-22- INLEIDING. BEKNOPT OVERZICHT VAN STELSEL EN INHOUD DER WET. De eerste regeling, rlie hier te lande door de Regeering werd getroffen ten opzichte van het verkeer met motorrijtui gen, was die der artikelen 9 en volgende van het Koninklijk besluit van 19 Januari 1898 Staatsblad no. 25). Dit besluit bevat bepalingen van politie betreffende het gebruik maken van wegen en paden, onder beheer van het Rijk, en van de daartoe behoorende glooiingen, bermen, slooten, bruggen, dui kers, beschoeiingen en andere werken. Het strekt ter uitvoe ring van art. 1, 6°., der wet van 28 Februari 1891 Staatsblad I no. 69), alwaar het vaststellen, bij algemeenen maatregel van bestuur, van door straffen te handhaven bepalingen wordt voorgeschreven, ter bescherming van 's Rijks waterstaatswerken, alsmede ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik dier werken, voor zoover daarin niet door eene wet of door de Koningin krachtens eene wet is voorzien. Genoemd art. 9 behelsde een verbod om de wegen en paden, onder beheer van het Rijkte berijden met rij- of voertuigen, welke door eene mechanische kracht worden voortbewogen en een grooter gewicht hebben dan van 150 kilogram, tenzij voorzien van eene vergunning van den Minister van Water staat, Handel en Nijverheid en met inachtneming van de daarbij gestelde voorwaarden l). -23- Overz. Motorw. 124 Behalve voor het berijden der Rijkswegen zijn voorts naar de Regeering in de memorie van toelichting deed op merken tal van voorschriften betreffende motorrijtuigen gegeven door de besturen van provinciën en gemeenten, bij provinciale en plaatselijke verordeningen, voor andere wegen, terwijl de voorschriften van deze besturen omtrent het gewone 1) Deze voorwaarden luidden in den regel als volgt: 1°. aan het rijtuig inoet aan de voor- en aan de achterzijde in cijfers zw&rtcn °p wiUen grond het bovengenoemde volgnummer duidelijk zichtbaar zijn aan gebracht. De cijfers moeten lang en breed zijn, respectievelijk ten minste 12 en t> cM_ Tusschen zonsondergang en zonsopgang moet het nummer aan de voor zijde helder verlicht zijn; 2". wederzijds het rijtuig moet tusschen zonsondergang en zonsopgang een hel- der lichtgevende lantaarn zijn aangebracht, waarvan het licht vooruit en zijwaarts goed zichtbaar is; 3°. het rijtuig moet voorzien zijn van eene inrichting, waardoor het zoo noo- dig elk oogenblik van volle vaart binnen een afstand van 10 M. tot stilstand kan worden gebracht; 4°. het rijtuig moet voorzien zijn van een bel of hoorn, waarmede een tot op een afstand van 100 M. goed hoorbaar geluidsignaal kan worden gegeven; 5°. de snelheid mag nimmer meer bedragen dan 20 K.M. in het uur, behou dens het navolgende: bij het afgaan van hellingen, nabij of in bochten, nabij bebouwde kommen, bij het kruisen of oversteken van wegen, over bruggen of langs gebouwen welke on middellijk langs den weg staan, mag met geen grootere snelheid worden gereden dan 8 K.M. in het unr; bij mist mag laatstgenoemde snelheid op geen wegvak overschreden worden; overigens moet naar mate van de omstandigheden de snelheid worden vermin derd telkens als de veiligheid van het verkeer zulks vordert; 6°. bij het ontmoeten of inhalen van paarden of langs den weg gedreven of geleid vee moet de bestuurder van het rijtuig de snelheid verminderen of stop pen, zoodra hij bemerkt dat de dieren onrustig worden of de geleider of be stuurder der dieren een waarschuwend teeken geeft; voorts behoort alles te worden vermeden wat het schrikken der dieren tot ge volg zou kunnen hebben; 7°. de bestuurder van het rijtuig is verplicht tijdig met de bel of den hoorn een duidelijk signaal te geven: bij het achteroprijden van rijtuigen of personen, van losse, aangespannen of bereden paarden of van vee bij het naderen van kruisoverwegen, bij bochten of bruggen; in het algemeen telkens wanneer dit in het belang der veiligheid van het ver keer langs den weg gevorderd wordt; 8°. voor het overige moeten bij het rijden de voor het gewone verkeer be staande bepalingen of geldende gebruiken worden gevolgd 9°. het rijtuig mag met gebezigd worden tot het trekken van andere rjj- of voertuigen 10°. de voorwaarden van deze beschikking, welke Bteeds in het rijtuig aanwezig moet zijn, kunnen te allen tijde worden gewijzigd of aangevuld. "Wanneer de vergunning moet worden ingetrokken, gewijzigd of aangevuld, is de houder der vergunning verplicht deze beschikking op eerste aanschrijving bin nen vier dagen aan het Departement van AVaterstaat, Handel en Nijverheid terug te zenden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Varia Zeelandiae | 1985 | | pagina 13