-56-
Geregeld publiceerde hij korte schetsen in de „Middelburgsche Courant",
soms ook over gebeurtenissen uit de 17° en 18e eeuw, die hij had gelezen in
het archief van het Schuttersgilde van 's-Gravenpolder of in dat van de
Nederlands Hervormde kerk aldaar. Laatstgenoemd archief mocht hij al heel
gauw niet meer inzien: zelfs wat twee of drie eeuwen tevoren was gebeurd
moest in de doofpot blijven! En waar niemand anders het kon lezen zat
het daar veilig....
Eveneens in „de Middelburger" verschenen iedere veertien dagen zijn
brieven van „Jan de Smid van Poeldurp", de volgende week beantwoord
door „Jewannes" van Walcheren.
In een kist met oude papieren, die in het 's-Gravenpolderse gemeentehuis
stonden te vergaan (en nu zi}n vergaan! had Vader een paar rederijkers
spelen ontdekt; één daarvan, „Het Spel van de Stathouwer", heeft hij,
bewerkt, in 1930 „medegedeeld" in het „Archief, uitgegeven door het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen", waarvan hij lid was. Het hand
schrift dateerde van 1550 a 1600.
In „Holland, zoo ben je" (1934) en in het „Groot-Nederlands Boerenboek"
(1936) heeft hij de novellen voor Zeeland verzorgd. Vaak publiceerde hij
folkloristische schetsen in „Buiten", „Eigen Haard", „Ons Eigen Tijd
schrift" enz. Als ik hier nog bijvoeg dat hij prachtig beeldhouwde in bas
reliëf en dat hij een zeer goed kalligraaf was (toen hij nog onderwijzer was in
Goes heeft hij een privilege van Jacoba van Beieren gecopiëerd, dat de stad
koningin Wilhelmina bij een bezoek wilde aanbieden; het perkament, blad
goud enz. mocht hij op stadskosten kopen; het was een reuzekarwei, maar
hij kreeg er dan ook f 25.— voor! als ik dit alles, zeg ik, hierbij voeg, zal
men begrijpen dat hij een zeer werkzaam man is geweest.
Toen hij veertig jaar was openbaarden zich de eerste verschijnselen van een
ongeneeslijke ziekte, die zijn toch al niet sterke gestel (ik heb hem nooit
anders gekend dan als zware maagpatiënt; zelfs op zijn nachtkastje stonden
de poeders) vóór de normale tijd zou slopen. In 1934 nam hij vervroegd
pensioen. De laatste tien jaar heeft hij enorm veel geleden, hij zag soms
helemaal paars van pijn, maar nooit sprak hij er zelfs maar met één woord
over. Ook heeft hij nooit één enkele klacht geuit toen hij op 6 december
1937 plotseling blind werd; mensen met wie hij niet geregeld omging wisten
dit niet eens.
Na een uiterst pijnlijke doodsstrijd, die bijna achtenveertig uur duurde, over
leed hij op 14 april 1939. Toen de reeds bejaarde arts hem had geschouwd
en het laken over hem heen trok, zei hij: „Dat was een held; ik heb nog
nooit iemand zó zien lijden."
Ik, die hem jaren heb helpen verzorgen, kan alleen met grote liefde, eerbied
en ontroering aan hem terugdenken: altijd vriendelijk, altijd zorgzaam, nooit
uit zijn humeur, nooit ongeduldig
E.J.A.P.
INHOUD van dit nummer XXI - 5 sn 4
Triomftorts J* v. d. Vondel 29
Oproep P.A. Harthoorn 30
Prenten en plaatjes 31» 32, 37»
46 t/m 52
Enkele dankbetuigingen 33 t/m 36
La vie en rose Dr. D. v.d. Vat
Zeeuws jaartallenboek in prent CJChristiaansen
40 t/m 45
Leven van een groot Zeeuwdoor E.JA. Poldermans 53
- - -
Rest ons nog, iedereen te bedankenlezers en
schrijvers van vele artikelen die we met graagte
steeds ontvingen en plaatsten
C. S< de B.