Situatie rond 1900
Er was sprake van een verspreide ligging van de boerderijen. In de dorpskernen
kwamen ook boerderijen voor; daarnaast waren er woningen, ambachtelijke
bedrijfjes en neringdoenden. Er was een nauwe relatie tussen de activiteiten in het
dorp en die van de agrarische omgevingde boer bracht zijn graan naar de
dorpsmolen om gemalen te worden en liet zijn paarden beslaan bij de dorpssmid
de slager slachtte zijn vee zijn kinderen gingen naar de dorpsschool, 's zondags
ging hij in het dorp naar de kerk en bij ziekte was hij aangewezen op de
dorpsdokter. Er is weinig fantasie voor nodig om het beeld te completeren.
Ook de stad kende die relatie met het omliggende platteland. Maar op grotere
schaal. Bovendien waren er de niet altijd aan de directe omgeving gebonden
activiteiten zoals handel en industrie ook bovengemeentelijke bestuursorganen
zetelden er. Grenzend aan het stadspark bevonden zich de herenhuizen en villa's
en aan de stadsrand de buitenplaatsen, zoals bij Middelburg o.a. Torenvliet, de
Griffioen, Veldzigt, Roozenburg.
Er was een samengaan van leven, wonen, werken en recreëren, dat zich ruimtelijk
manifesteerde in een harmonisch overvloeien van het stedelijke in het landelijke
gebied.
Situatie 1950
In de structuur was er nog niet veel gewijzigd. Zeker niet op Walcheren. Maar de
grootschalige veranderingen waren wel in gang gezet. Door de stilstand in de
woningbouw gedurende de oorlogsjaren en de verwoestingen met name in
Middelburg was er ook hier veel in te halen en weder op te bouwen. In het
landelijke Walcheren, dat door de inundatie van 1944 het vanouds vertrouwde
landschapsbeeld volkomen was kwijtgeraakt, was een ruilverkaveling begonnen,
die Walcheren een ander aanzien zou geven dan het in de eeuwen daarvoor had
gehad. De moderne tijd zette zich doormechanisering en groei van de
ambachtelijke bedrijven, toenemende trek van het platteland naar de stad,
grootschalige uitbreidingsplannen ten behoeve van de woningbouw, toename van
het gemotoriseerde verkeer. De na-oorlogse ontwikkeling van Nederland als
industrieland stond nog te beginnen. Er was nog steeds sprake van een harmonie
tussen het stedelijke en het landelijke gebied. Maar de druk van de stad op het
omringende landschap stond op het punt van uitbarsten.
Situatie I960
De eerste grootschalige ingrepen hadden het vanouds vertrouwde beeld ge
wijzigd. Meer en meer landelijk gebied viel ten offer aan stadsuitbreidingen. In de
dorpen werden alle open ruimtes nagenoeg volgebouwd.
Woonwijken in rationalistische stijl rezen als paddestoelen uit de grond. De
stedebouwkundige ontwerpen hielden geen rekening met de bestaande land
schapsstructuur. Grote arealen werden als witte vlakken beschouwd, die werden
99