Dat de priester van Hogelande op den duur een zelfstandige functionaris is
geworden, onafhankelijk van de rector van de Westmonster, blijkt uit diverse oor
konden uit de 14e eeuw, voor het eerst in 1325 (22). Het patronaatsrecht van de kerk
van Hogelande is dan in handen van de abdij van Middelburg, hetgeen in die tijd
onder andere betekent dat de abt kandidaten voor zowel de functie van parochie
priester als die van koster - de klokkenluider van 1189 - mag voordragen bij de
vertegenwoordiger van de bisschop, de proost-aartsdiaken van de Dom te Utrecht.
Waarschijnlijk is haar dit recht toebedeeld in de jaren 1266-1271, wanneer van de
Westmonsterparochie, waar tot dan toe de abdij van St. Paulus te Utrecht en die van
Middelburg samen het patronaatsrecht bezitten, de zogeheten Kloosterparochie
wordt afgesplitst (23). Van deze nieuwe parochie wordt het ambt van parochie
priester permanent verbonden met de functie van abt van de Middelburgse abdij.
Anderzijds heeft deze abdij sedert dien geen rechten meer in het restant van de West-
monsterparochie, zodat de splitsing het einde betekent van het gemeenschappelijk
uitgeoefende patronaatsrecht van de abdijen van Middelburg en St. Paulus in deze
kerk.Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen dat de twee abdijen bij dezelfde gelegen
heid ook hun rechten in de dochterkerken van de Westmonster hebben verdeeld,
waarbij dan de kerk van Hogelande aan de abdij van Middelburg is toegewezen. Is dit
inderdaad het geval, dan betekent dit tevens dat op zijn laatst in diezelfde jaren
1266-1271 een einde is gekomen aan de onderhorigheid van de priester van
Hogelande aan de rector van de Westmonsterkerk.
Dat de twee abdijen als patronen van de moederkerk ook het patroonaatsrecht
in alle dochterkerken bezitten sluit aan bij de gangbare praktijk sedert de 12e eeuw,
althans wanneer zoals hier de patronen geestelijke instellingen zijn. Zo ziet men de
abdij van Middelburg het patronaatsrecht eveneens uitoefenen in de dochterkerken
van Oostkapelle, Westkapelle en Souburg, en het kapittel van St. Pieter in die van
Noordmonster. In de bisschoppelijke bevestigingsoorkonden voor de abdij van
Middelburg uit 1235,1247 en 1271 worden naast de moederkerken alle kapellen en
dochterkerken bij naam genoemd en in de stichtingsoorkonde van de kerk van Oost-
Souburg (1250) wordt aan de abt van Middelburg als patroon van de moederkerk
uitdrukkelijk het patronaatsrecht toegekend, net zoals aan het kapittel van St. Pieter
bij de stichting van de kerk van St. Laurens (1205) (24). Toch is het patronaatsrecht
van de abdij van Middelburg in tal van kerken niet onomstreden en hetzelfde geldt
voor het patronaatsrecht van de Utrechtse kapittels en de St. Paulusabdij in hun
Zeeuwse kerken. De reden is, en dat sluit geheel aan bij de oorsprong van het patro
naatsrecht en het oude eigen kerkrecht, dat de erfgenamen van de stichters van de
kerken eveneens aanspraak maken op dit recht. Als zodanig ziet men in Zeeland van
af de 13e eeuw de ambachtsheren van tal van parochies regelmatig in processen ver
wikkeld met onder andere de abdij van Middelburg. Zo ook in Hogelande, waar zich
tussen de ambachtsheren en de abdij problemen voordoen in 1325-1326,1331,1349
en 1358-1360 (25). Nadien lijkt men daar tot een vergelijk te zijn gekomen. Waar
schijnlijk heeft de abt daarbij het patronaatsrecht weten te behouden, maar de am
bachtsheren het recht gelaten hem bij vacatures kandidaten voor te stellen voor de
functies van parochiepriester en koster.
Het is niet onmogelijk dat de ambachtsheren van Hogelande dit recht van
presentatie ook al in een vroegere periode hebben uitgeoefend, dus in de tijd dat de
rector van de Westmonster de priester van Hogelande nog benoemde. Naast
voorbeelden van aanspraken van ambachtsheren op het volledig patronaatsrecht
komen wij een dergelijk presentatierecht al zeer vroeg tegen, namelijk in 1208 in
20