tuk op relletjes, kwamen niet aan onze trekken. Een enkel vechtpartijtje, dat was
alles.
Wel voelde je een zekere spanning in de stad de fabriek maakte zich zorgen
over haar orderportefeuille en verloor iedere dag geld, de stakers vroegen zich
bezorgd af, hoe lang de weerstandskassen het zouden houden en wat er moest ge
beuren als die leeg raakten. Er schijnt trouwens een zekere solidariteit te hebben
bestaan met de middenstand, gedwongen door eigen belang of spontaan je kon veel
makkelijker dan voorheen iets „op de lat" laten schrijven.
Voor ons waren er ook wel andere zaken aan de orde, de Olympische spelen
b .v. die om dezelfde tijd in Amsterdam werden gehouden. Niemand van ons kreeg bij
mijn weten de kans om er iets van te zien, want geen vader was zo gek om 5 uur in de
trein te gaan zitten om „twintig kerels in d'r Jansen enTilanus" te zien rondspringen.
En er was geloof ik nog geen Han Hollander die van de Marathontribune verslag
deed. Aan romantische verhalen echter geen gebrek, over de onweerstaanbare Finse
hardloper Nurmi, over Turkse worstelaars, die zulke spierkabels over hun schouders
en armen hadden lopen dat ze die arm en niet meer tegen hun lijven konden brengen,
over de katachtige sprongen van de keeper van Uruguay, over politie die onmiddel
lijk schoot als je op verboden terrein kwam enz. In ons hart waren we op onze fietsen
allemaal kleine Piet Moeskopsjes en treurden omdat die niet mocht meedoen,
aangezien hij beroepsrenner was geworden, maar juichten bij de overwinningen van
de turners, de ruiters (Pahud de Mortanges) en de bokser Bep van Klaveren. De
laatste zou ik later onder totaal andere omstandigheden in Londen nog eens
tegenkomen als uitsmijter van de Nederlandse Club. Om de evenementen te volgen,
drukten we onze neuzen tegen de vitrines met foto's in de Tijdinghal van de
Vlissingsche Courant in de Walstraat bij de Kleine Markt en zongen bij het draaiorgel
het Olympiadelied Hup, hup, hup, Olympiade/Jongens zet je beste beentje voor
Drink geen bier maar limonadede rest weet ik niet meer.
Crisis
Een jaar later gebeurde er iets dat ook maar weinig mensen hadden zien aankomen,
ook in de Walstraat, maar dan de Amerikaanse. De Amerikaanse beurs, oververhit
door massa-speculatie, stortte in elkaar en blies de ouverture tot de crisis van de jaren
'30, die zou uitlopen op een tweede wereldoorlog. Aan de dagen van de krach heb ik
drie herinneringen Vader, die 's avonds nerveus heen en weer liep in de buurt van de
brievenbus en zodra de krant arriveerde in de marge geweldig begon te cijferen, tot
hij op een avond uit de stad thuis kwam en tegen moeder fluisterde „we zijn het
allemaal kwijt" een enorme slang van mensen voor het gebouw van de Spaarbank
onderaan de Coosje Buskenstraat, waar de directeur, meneer Kamermans, z'n
cliënten die met spaarbankboekjes zwaaiden, probeerde gerust te stellen met de
mededeling „maakt u zich niet ongerust, morgen kan ik u allemaal uw geld
uitbetalen", wat niet werd geloofd, maar wel waar bleek te zijneen woedende
kapper de Lange, die in z'n witte jas z'n winkel aan het eind van de Walstraat uitrende
en een voorbijrijdende sigarenrokende fietser tegen de wereld sloeg met de grauw
„geen sigaren roken van mijn geld". Die fietser was Jurrie. Hij had een effecten
kantoor in de Wilhelminastraat en een aantal Vlissingers hadden bij hem hun
effecten in depot gegeven. Jurrie had die effecten gebruikt als onderpand voor zijn
eigen speculaties. Kort voor de krach had hij een fraai huis laten bouwen in het villa-
72