De burgemeester deed daarom in een vertrouwelijke brief het voorstel om met een kleiner
stuk grond genoegen te nemen. Van architect Frederiks had hij vernomen dat de referen
daris binnenkort naar Middelburg zou komen. Misschien was het verstandig om dan ook
een bezoek aan Veere te brengen.
Op de eerstvolgende raadsvergadering werd besloten dat een strook grond van twee meter
rond de Cisterne voldoende was om aan Binnenlandse Zaken af te staan, en dat dit depar
tement ook de kosten van de acte van overdracht maar op zich moest nemen. De Stuers
aanvaardde dit voorstel, mits er op de omringende percelen niets zou worden gebouwd.
De burgemeester drong er in de volgende raadsvergadering op aan om dit voorstel nu
maar te accepteren, omdat de verarmde gemeente zoveel hulp van het rijk nodig had.
Bovendien was een fraai monument in het belang van het vreemdelingenverkeer. Maar
wethouder Van Beveren had slechte ervaringen; de laatste jaren was het rijk bezig de
gemeente in te palmen. Vijf andere raadsleden vielen hem bij en het voorstel werd ver
worpen.
Dit kwam Veere duur te staan. Want nu de gemeente het servituut van niet-bouwen niet
wilde aanvaarden, voelde De Stuers er weinig voor om de kosten van onderhoud en res
tauratie voor rekening van Binnenlandse Zaken te nemen. Maar omdat hij vreesde dat de
gemeente zou nalaten de put te onderhouden, vroeg hij in 1901 aan Gedeputeerde Staten
hier op toe te zien. Het bleek dat het herstel 1.034 gulden zou gaan kosten, en daarvoor zou
de gemeente een lening moeten sluiten. Een jaar later schreef de burgemeester aan
Frederiks een vertrouwelijke brief. De Raad zat nogal in zijn maag met de weigering van
vorig jaar: daar wilde men nu eigenlijk op terugkomen. Maar hoe moest dat tactisch wor
den aangepakt? Het was misschien het beste dat Gedeputeerde Staten, als bemiddelaars
tussen het rijk en de gemeente, opnieuw een voorstel tot overname zouden doen.
Het volgende jaar werd met het herstel begonnen. De kosten bleken 466 gulden hoger uit
te vallen. Hiervoor moest de gemeente opnieuw een lening aangaan. Had Binnenlandse
Zaken de Cisterne dan nog niet in beheer overgenomen? Ik ben daar niet achtergekomen.
Er is een hiaat in het archief van dit departement, mogelijk als gevolg van het vertrek van
De Stuers in juni 1901. Klaarblijkelijk werd de eerstvolgende jaren op Binnenlandse
Zaken minder geijverd voor de Veerse monumenten.
In het weekblad 'Buiten' van 1914 staat een artikel over een toen recentelijk voltooide
restauratie. De bijbehorende foto toont het opmerkelijke resultaat: de nieuw ingevoegde
steensoort contrasteert opvallend met de oorspronkelijke. Had deze restauratie niet sub
tieler gekund? Volgens de restauratieprincipes uit het begin van de 20ste eeuw moest een
restauratie duidelijk herkenbaar zijn. De huidige 'opgelapte' staat van het gebouwtje her
innert ons nog aan deze opvatting, die inmiddels alweer is achterhaald, historie is gewor
den.
De Schotse huizen
Samen met de Cisterne zijn de twee Schotse huizen de enig overgebleven herinneringen
aan de tijd dat Veere werd bewoond door een 'natie' van Schotse kooplieden. Beide hui
zen zijn waarschijnlijk door Schotten gebouwd en bewoond geweest. Hoewel Victor de
Stuers alleen met 'Het Lammetje' directe bemoeienis heeft gehad, vormen beide huizen
een eenheid, zowel in bouwkundig opzicht als door hun gemeenschappelijke verleden.
Vooral gedurende de eerste drie decennia van deze eeuw hebben beide huizen een interes
sante rol gespeeld in het leven van de Veerse kunstenaarskring. Hoewel deze episode
24