Andreas Oosthoek, de gedichten en de dichter
Tijgeren Lam
De bundel Tijgeren Lam bestaat uit een motto-gedicht en achttien niet al te
korte gedichten. De titels blijken doorgaans plaats- of waternamen in
Thailand, Birma en India te zijn, getuige een korte annotatie aan het eind
van de bundel. Na de gedichten volgt De dichter en de dood, een prozatekst.
In het nawoord staat dat gedichten en prozatekst deel uitmaken van een
omvangrijker Journaal van de Oriënt.
De vorm van de gedichten in deze bundel is op het oog klassieker dan in De
bladen terug: duidelijke structuur in strofen, regelmatige regellengte. Er
wordt gebruik gemaakt van allerlei vormaspecten: herhaling, binnenrijm,
een enkele keer eindrijm. Opvallend zijn betrekkelijk lange zinnen met bij
zinnen (uit: 'De Tijd'):
Had je van de duizend regens de regen,
je zon zou zingen,
een zware zon boven de Schreiende Vlakte,
een licht vuur over de wateren
en de bergen die een woning zijn.
Er komt hier en daar wel een enigszins archaïsche formulering voor: 'Van
zwaar water is de dag' (het begin van "Van zwaar water'), maar over het
algemeen is er juist in deze poëzie een opvallende eenvoud in het taalge
bruik. Het mottogedicht luidt:
Wit drijft het stil verwachten weg.
De koude jaren zoeken warmte in de tijd,
een nieuwe oever,
vaste voet en rusteloos respijt.
Er is sprake van 'een stil verwachten'dat eindelijk weggedreven wordt, en
van 'de koude jaren'. Is er een moeilijke fase van zoeken, koude en ver
wachten voorbij? Ondanks 'een nieuwe oever' en 'een vaste voet' wordt
gesproken van 'rusteloos respijt'. Een onrust die wijst op een tijdelijke toe
stand?
In Tijger en Lam wordt een indringend beeld gegeven van het Oosterse
landschap. De inheemse namen worden veelal vertaald waardoor een poë
tisch effect wordt bereikt: 'een zware zon boven de Schreiende Vlakte'
(p.7), 'Dal van de Wateren' (11), 'Het Ravijn der IJle Krachten' (19). De
wouden, de bergen en de rivieren worden niet beschreven.
Het schip verglijdt, de oever blijft,
achter de bergen schuilt de berg.
Van geel water en vermoeide vissen
is de weg naar Mandalay.
Wit eren de oevers de hand
die de wateren kalmeert.
37