Pluspunten Uitbreiding ander gebruik van dezelfde ruimte, soms ook tegen andere behoeften van mensen of zelfs tegen andere werkgelegenheid. Het is geen gewoonte meer (of nog niet?) om dit keuzeprobleem botweg te ontkennen. Het beleidsplan bevat dan ook allerlei zinnen zoals „afweging met andere belangen heeft plaatsgevonden"; „de prioriteiten voor de Deltawateren blijven overeind staan"; „recreatieuit breiding in de kustzone mag, maar niet in natuur- of landschappelijk waardevol gebied". Stel even, dat dergelijke voet angels en klemmen zullen werken, zijn Ventevogel's voorstellen dan nog te ver wezenlijken? Of zijn die zinnen poging gen om critici bij voorbaat de mond te snoeren? Om die vragen is in het beleids plan een redelijk grote hoeveelheid mist blijven hangen. Diverse voorstellen zullen van natuur beschermingskant geen bezwaar ont moeten. Wat de waterrecreatie betreft, bevat het beleidsplan weinig nieuws. Lo gisch, want in toename van jachthavens zit al enkele jaren de klad en er zijn geen vooruitzichten dat dat verandert. Alleen de surfsport heeft de wind mee. Daar sluit het beleidsplan zich aan bij de aan pak van met name het Veerse-Meer- schap om het windsurfen door goede faciliteiten op bepaalde plaatsen te con centreren. Dat is een verdedigbare werkwijzeWel is het afwachten of zo het belangrijkste probleem met de toene mende schare surfers - aanlanden en star ten in natuurgebieden - blijvend te voor komen valt. Tot nu toe valt dit in de Zeeuwse wateren mee. Ook bij verblijfsrecreatie zijn er voor stellen die weinig problemen oproepen of zelfs gunstig kunnen zijn. Een voor beeld is het algemene streven naar sei zoenverlenging. Er kan weinig bezwaar bestaan tegen een bezoekerstoename buiten de topperiode waarop de meeste voorzieningen en infrastructuur zijn af gestemd. Een ander voorbeeld is het be vorderen van wandelen en fietsen. Mits de overvloed aan bestaande mogelijk heden wordt benut en niet meteen ge dacht wordt aan aanleg van nieuwe pa den en weggetjes, is dit een goede be leidslijn. Laatste voorbeeld: het kamperen bij de boer juicht het beleidsplan toe, voor zover men zich houdt aan de kampeer- wet. Dus maximaal vijf tenten en 's win ters alles weg. Alleen wordt met een boog heengelopen om het probleem dat Zeeuwse kampeerboeren nu veelal ver gunning hebben voor tien tenten (in toptijden 15), en dat sommige gemeen ten nog verder willen gaan. Zo heeft Domburg een ontsnappingsclausule be dacht waar 36 tenten mogelijk worden. I Naar de Oosterschelde Naast seizoenverlenging vindt het be leidsplan wel degelijk echte uitbreiding van verblijfsrecreatie-capaciteit nodig. Over één deel daarvan (40 hectare nieuw kampeerterrein) is de nota concreet. De twee andere delen zijn vaag. Daarbij gaat het - schrik niet - om 300 a 400 hectare. De genoemde 40 hectare zou nodig zijn in de kuststreek van Zeeuws-Vlaan der en en vooral Walcheren en Schou wen, om een bestaand „structureel te kort" aan kampeerplaatsen op te heffen. Dat tekort bleek in de vorige twee, drie jaren, toen op grote schaal wild gekam peerd werd bij gebrek aan mogelijkhe den op campings. Nu wordt het voorkómen van wild kamperen ook genoemd om redenen van natuur en landschap. Maar dat zegt nog niets over de omvang van de be hoefte in de komende jaren, over de ruimte die op de bestaande recreatie terreinen gevonden kan worden (neemt het aantal vaste standplaatsgebruikers niet af?) of over de plaats van eventuele nieuwe terreinen. Een tweede uitbreidingsnoodzaak komt volgens de nota voort uit de wens van kwaliteitsverbetering. Een aantal re creatieondernemers heeft hun terreinen zo volgestouwd, dat kampeerders alleen struikelend over de scheerlijn van de buurman hun tent in kunnen, of dat kinderen alleen door openstaande cara- vanramen hun bal kunnen gooien. Hier komt de kampeerwet om de hoek kijken - vastgesteld maar nog niet ingevoerd - die o.a. bedoeld is om recreanten de zekerheid van redelijke waar voor hun geld te verschaffen. Het beleidsplan gaat ervan uit, dat op grond van deze wet een aantal terreinen uitgedund moet worden, wat om econo mische redenen volgens Ventevogel al leen kan als ze tegelijk uitbreiden. Maar helaas: „de voor kwaliteitsverbetering benodigde ruimte valt niet bij benade ring te geven". Nu bestaan hiervoor ook geen vaste regels. Er is alleen een aanbe veling van de Kampeerraad, waarin het vergroten van de privéruimte om iedere tent en caravan of ieder huisje op de laatste plaats staat. Veel belangrijker vindt de Kampeerraad dat er gemeen schappelijke ruimte is, zoals speelgele- genheid en een trapveldje, en een goede landschappelijke inpassing door beplan ting. M.i. is het een zwaktebod dat het be leid hierin geen klaarheid brengt. Nu kunnen we onder het mom van kwali teitsverbetering allerlei claims voor uit breiding verwachten. Ook is natuurlijk bij dit punt weer de opmerking op zijn plaats, dat de noodzaak van uitbreiding nog niets zegt over de wenselijke plaats. Tenslotte het derde en gewichtigste deel van het drieluik. Het beleidsplan acht het mogelijk, dat het aantal van krap 14 miljoen recreanten-nachten nu, stijgt tot 17,5 miljoen in 1995. Driekwart van die groei is alleen haalbaar door uitbrei ding van recreatieterreinen en „hoeft niet per sé te worden gerealiseerd". Aan gedeputeerde Ventevogel zal dat echter niet liggen! Zijn activiteiten zijn duide lijk gericht op het promoten van Zee land-Vakantieland in binnen- en buiten land. Stel dat hij daarin slaagt, dan zijn vóór 1995 verspreid over de provincie 160 hectare nieuwe kampeerterreinen nodig, 100-150 hectare met zomerwo- 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1984 | | pagina 8