Broedvogels
Landschap
Kaart
De ZMF heeft het provinciebestuur, met
instemming van het Zeeuwse Landschap
en Natuurmonumenten, laten weten dat
ze in grote lijnen instemt met deze visie.
We vragen wel een maximum te stellen
aan de "kategorie B"-, de middelgrote
projekten: een lange rij molens langs een
weg of op een dam kan het landschap zeer
domineren. In zo'n geval verdient een
windmolenpark de voorkeur. Verder is het
van groot belang de maatschappelijke ak-
septatie van windmolens te vergroten. Uit
een studie van de Universiteit van Amster
dam blijkt dat de akseptatie staat of valt
met een goede voorlichting en het vol
doende ruimte en tijd bieden aan de plaat
selijke bevolking voor inspraak en overleg.
Ook hier ligt voor het provinciebestuur
een taak weggelegd.
Waar wel en waar geen windmolens toegestaan in Zeeland?
offers niet uitgesloten zijn in gebie
den waar de vogeltrek zich 's
nachts koncentreert. Dat zijn loka-
ties in de buurt van hoogwater-
vluchtplaatsen of bij slaapplaatsen
van vogels.
De effekten op broedvogels lijken
vrij wisselend. Op heel wat plaat
sen waren er op korte termijn geen
effekten merkbaar. Op één onder-
zoekslokatie werd een aanzienlijke
afname van broedvogels vastge
steld in de zone rond de windturbi
ne. Ook het uitkomen van de eieren
werd negatief beïnvloed. De versto
ring van vogels is sterk afhankelijk
van de soort, terwijl ook plaatselij
ke faktoren een grote rol spelen.
Dit maakt het trekken van konklu-
sies zeer moeilijk.
Het provinciale beleid voorziet geen
plaatsing van windmolens in na
tuurgebieden of andere belangrijke
broed-, rust- of fourageergebieden.
Ook is er rekening gehouden met
de risiko's van plaatsing van wind
molens op nachtelijke trekroutes.
Het is duidelijk dat zolang de vo
gels de molens kunnen zien er geen
probleem is, ook niet in de banen
van trekvogels langs de kust.
In de beleidsnota windenergie
wordt een onderscheid gemaakt in
drie kategorieën projekten:
Kategorie A: kleine projekten
k( 1-4 molens)
Kategorie B: middelgrote pro
jekten (5 en meer)
Kategorie C: grote windturbi
neparken.
De "kategorie A" projekten zijn
klein van omvang en kunnen ge
makkelijker ingepast worden dan
de "kategorie B". Men gaat ervan
uit dat beide kategorieën aanslui
ten bij bestaande funkties in het
buitengebied, zoals wegen, dam
men, bedrijven e.d. Dat geldt niet
voor de grote windturbineparken.
Verschillende gebieden in Zeeland
moeten speciaal voor zo n park wor
den ingericht. Met het doel van 250
MW voor ogen, zal het noodzakelijk
zijn enkele grote parken uit de
grond te stampen. Voor het provin
ciebestuur komen vijf gebieden in
aanmerking voor een turbinepark:
de kop van Ossenisse, ten oosten
van de Schelde-Rijnverbinding,
oostelijk Noord-Beveland, westelijk
Tholen en de Hoofdplaat/Oranje
polder tussen Hoofdplaat en IJzen-
dijke.
Voor de kleine en middelgrote pro
jekten is een kaart gemaakt waar
op staat aangegeven waar deze pro
jekten wel en niet gerealiseerd
kunnen worden (zie afbeelding). In
de rode gebieden zijn de kategorie
A en B projekten uitgesloten omdat
ze niet passen bij de funktie van
het gebied of te kwetsbaar zijn:
landbouwgebieden met natuur- of
landschapswaarden, natuur en na
tuurontwikkelingsgebieden, bossen
en stiltegebieden.
In de oranje gebieden zijn kleine
projekten mogelijk als ze geen af
breuk doen aan het karakter van
het gebied. De middelgrote projek
ten worden hier uitgesloten.
De witte gebieden op de kaart ge
ven aan waar windenergieprojek-
ten in beginsel mogelijk zijn.
Thijs Kramer is medewerker van de Zeeuwse Milieufedera
tie.