'Productie 3M met PFAS moreel onhoudbaar' Of ik iets voor Wantij wil schrijven over de toekomst van de industrie in Zeeland? Daar moest ik over nadenken. Wie ben ik om mijn licht te laten schijnen op de industrie in deze provincie, waar ik pas recent voet aan de grond zette. Mijn industriële wortels Transformeren om maat schappelijk relevant te blijven Te laat? Wat zie ik in Zeeland gebeuren? Wereldmarkten kwetsbaarder - lokale relaties belangrijker Wederzijdse afhankelijkheid Waartoe is de industrie op aarde? 3M Martine Verweij Assemblage van windturbines in Vlissingen-Oost. Foto: Loes de Jong. Mijn eigen toekomst had 'industriëler' kunnen zijn. Als oudste dochter wist ik al jong dat ik de keus had een grote drukkerij over te nemen. Een familiebedrijf, met sterke maatschappelijke betrokkenheid. Niet alleen omdat zo'n honderdvijftig gezinnen van het bedrijf afhankelijk waren, maar ook vanwege de fysieke locatie. Ooit midden in het dorp. Later op een industrieterrein. Altijd zichtbaar en duidelijk onderdeel van de gemeenschap. Als kind racete ik op papierkarretjes door het bedrijf, langs steeds grotere drukpersen waar etiketten afrolden voor klanten als Heinz en Unilever. Ik genoot van de geur van drukinkt en van het uitdelen van kaasblokjes op recepties van jubilarissen. Later sparde ik met mijn vader als hij zich zorgen maakte over de toekomst. Toch koos ik niet het industriële pad. Vooral omdat ik dan al vroeg vastgeklonken zou raken aan Mijdrecht, terwijl ik de wereld nog wilde ontdekken. Toch was er iets in mij dat het wel had willen doen: hoe meer de wereld digitaliseerde, duurzaamheid aan belang toenam en de grafische industrie onderdeel werd van een 'ratrace', hoe meer ik me besefte dat de hele grafische industrie - inclusief ons familiebedrijf - radicaal zou moeten transformeren. Alleen dan zou het maatschappelijk van betekenis kunnen blijven. Ik voelde een oprecht verlangen om hieraan bij te dragen. Misschien dat ik mezelf daarom innerlijk beloofde om me zó te ontwikkelen dat ik hier op een dag alsnog aan zou kunnen bijdragen. En dat is steeds beter aan het lukken. Onder andere vanuit mijn rol binnen de Topsector Energie, waarin ik de industrie uitdaag om te innoveren op een maatschappelijk verantwoorde wijze. Het bedrijf van mijn familie maakte niet op tijd een ommezwaai. Mijn vader verkocht het bedrijf een paar jaar geleden, waarna het vorig jaar failliet ging. Kort daarvoor had ik nog gesprekken met hem (in zijn rol als voorzitter van de branchevereniging) over het belang van 'warm saneren', omdat er simpelweg te veel productiecapaciteit was in de sector. Niet gek dus dat het bedrijf omviel. Terwijl er ook grafische bedrijven zijn die de afgelopen jaren het roer omgooiden en een unieke, vaak duurzame niche vonden. Als onafhankelijk procesbegeleider en vanuit het innovatieprogramma dat ik leid, mocht ik me de afgelopen twee jaar een aantal keer bemoeien met 'Zeeuwse' industriële vraagstukken. Als je mij nu vraagt wat er nodig is opdat de Zeeuwse industrie ook in de toekomst maatschappelijk relevant blijft, komt een aantal dingen bij me op. Ook in Zeeland is een verschuiving gaande van een industrie die jarenlang vooral internationaal relaties legde, met als doel competitieve en innovatieve producten en processen, naar een industrie die steeds meer het belang ziet van goede relaties dichtbij huis. In praktische zin, omdat internationale ketens kwetsbaar blijken door overstromingen, branden en sociale onrust en omdat een circulaire bedrijfsvoering nu eenmaal vraagt om het lokaal sluiten van kringlopen op het gebied van energie, grondstoffen, materialen en water. Maar ook op een dieper niveau groeit het besef dat de industrie en haar omgeving van elkaar afhankelijk zijn. De samenleving vindt iets van de industrie. Jongeren willen er wel of niet werken. De energie infrastructuur is wel of niet toegerust voor elektrificatie van de industrie. Het zichtbaar maken en activeren van die wederzijdse afhankelijkheid is een enorme kans. Wat is lokaal gewenst? Dit kunnen lokale actoren - een (coöperatief) warmtebedrijf, diverse overheden, netbeheerders, organisaties als ZMf en Zeeuwind - en burgers samen vaststellen. Vermoedelijk wil men lokaal niet alleen grootschalige reductie van CO2 en PFAS door de industrie, maar ook een schonere Schelde en kansen voor jongeren om zich te ontwikkelen. Als duidelijk is wat lokaal gewenst is, is het belangrijk om te bepalen wat 'de wortels' voor de industrie zijn als ze kunnen bijdragen aan realisatie van dit wensbeeld. Denk dan aan versnelde aansluiting op het elektriciteitsnet, of verkorting van vergunningenprocedures. In een CO2 aanbesteding waar de industrie op kan inschrijven, komt dit alles formeel samen. We zijn vanuit de Topsector Energie net gestart met een pilot in Zeeland om te testen of zo'n aanpak werkt. Een tweede, meer fundamentele beweging die gaande is, vraagt van de industrie dat zij zich veel sterker bezint op waartoe ze op aarde is. Waar de komst van de drukpers nog discussie opleverde over de maatschappelijke toegevoegde waarde, is zulks soort moreel beraad lang taboe geweest. Volgens mij niet langer. De maatschappelijke toegevoegde waarde van de industrie is weer onderwerp van gesprek. En die maatschappelijke toegevoegde waarde koppelen we niet meer automatisch aan economische groei. Getuige de wereldwijde aandacht voor de noodzaak om welzijn (van al het leven) centraal te stellen en de economie hier dienstbaar aan te laten zijn. In plaats van andersom. We zijn inmiddels zover dat de basis van het leven zelf op het spel staat. Dat vraagt om een industrie met een geweten en wantij december 2021 wantij december 2021

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 2021 | | pagina 9