Ongetwijfeld was de familie Snouck Hurgronje een invloedrijke familie in Middelburg en om geving. Ds. Adriaan Isaac Snouck Hurgronje was in Middelburg predikant en getrouwd met Johanna Adriana Maria Lambrechtsen, doch ter van Mr. Nicolaas Cornelis Lambrechtsen en Maria Petronella Schorer. Zij woonden \s win ters op de Rouaansekaai G 123 "De Halve Maan" en 's zomers op het buiten "Veld/igt"1. Ten tijde van de spoorweg- en kanaalplannen bewoonden twee van zijn kinderen, Anthony Pieter de kantonrechteren zijn zuster Sophie Wilhelmina, beiden ongetrouwd, op dezelfde wijze 's zomers en 's winters beide panden4. Had Middelburg dus zijn prachtige, tot dan toe bewaard gebleven, patroon van vestingstad on geschonden, zoals b.v. Willemstad, kunnen be houden als Snouck Hurgronje niet tussenbeide was gekomen? Wie de jaarlijkse verslagen van B. en W. van Middelburg er op na slaat, ontdekt de moei zame weg die bewandeld moest worden om spoorweg en kanaal verwezenlijkt te krijgen5. Nog in 1852 wordt een verzoek om een nieuw kanaal "uitgaande van de Westerschelde onge veer 2400 ellen beoosten Vlissingen loopende vandaar in een regte lijn tot bij de stad Middel burg om vervolgens met een zeer geringe bogt in het bestaande havenkanaal (richting Veere - v. S.) van laatstgenoemde stad uit te komen" door de regering afgewezen. In 1856 wordt eindelijk de concessie verleend voor de aanleg van een spoorweg Vlissingen -Venlo. Maar eerst in 1860 wordt een wet in de Eerste Kamer aangenomen, waardoor spoor wegen door de staat kunnen worden aangelegd. Met ongeduld werd in Middelburg op de uitvoering van de plannen gewacht, want men hoopte dat de economisch slechte situatie van Middelburg er door zou verbeterd worden. Als de koning in 1862 een bezoek aan Middel burg brengt, wordt er in het verslag echter niets over de plannen vermeld, terwijl men toch verwacht zou hebben dat deze hèt onderwerp van gesprek zouden zijn geweest. In 1863 komt er beweging in de zaak. Het blijkt dat er "eenige opmetingen plaats hebben gevon den van rijkswege van de sectie Goes-Vlissingen van den Staatsspoorweg, ook voor zoveel in en rond deze gemeente (Middelburg v. S.) betreft". Toch blijft men nog voorzichtig in zijn optimisme: "Daaromtrent was ons bij het einde des jaars niets officieels bekend geworden, zoodat wij ons meenen te moeten onthouden van elke beoor deling zoveel aangaat de aan dien weg in verband met den toegang tot de stad te geven richting. Uit de gestelde bakens meenen wij evenwel te mogen opmerken dat de opmeting zich niet alleen heeft bepaald tot den spoorweg, maar ook tot het kanaal door Walcheren". In december 1865 wordt het in november inge diende wetsvoorstel in de Kamer behandeld. Opvallend is dat de stemming zeer verdeeld is. Is er wel een waterweg naast de spoorweg nodig? Is het werkelijk van landelijk belang (dus op 's Rijks kosten uit te voeren - v. S.) of is het slechts van plaatselijk belang? De suggestie wordt geuit dat de rivaliteit tussen Middelburg en Vlissingen de werkelijke reden is. Middel burg wil niet afhankelijk zijn van de haven van Vlissingen, maar wil een eigen aanvoerhaven bezitten, die feitelijk overbodig zou zijn6. Toch wordt de wet aangenomen. De Onteige ningswet wordt toepasbaar verklaard op de aanleg van de spoorweg Goes - Middelburg -Vlissingen en het kanaal. In de onteigeningsplannen is een omschrijving van het definitieve tracé te vinden: 1onteigening tot de aanleg van den spoorweg van Goes naar Vlissingen: noordelijk langs Arnemuiden verder regt door naar Middel burg met een bogt langs de zuid-oostzijde van de kom dier gemeente en vandaar in regte richting tussen Oost en West Souburg doorlopende om zich oostelijk langs Land- zigt (buitenplaats bij Vlissingen v. S.) tot Vlissingen te strekken. 2. onteigening tot de aanleg van een kanaal van Vlissingen naar Middelburg: van Vlissingen westwaarts ombuigend door een gedeelte der verdedigingswerken van de vesting westelijk langs Landzigt, oostelijk langs het midden- reduit (schans) en vervolgens evenwijdig aan en langs de spoorweg tot Middelburg om zich met afsnijding van de bogt der nieuwe haven zich met dat vaarwater ter hoogte van Arnestein te vereenigen. De gemeente Middelburg had zich reeds in 1863 uit economische motieven bereid verklaard de gemeentegronden, die nodig waren, zijnde 33 13

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 15