april. Dat waren nog eens ligtijden: volop
mogelijkheid voorde bemanning tot passagieren.
Op 24 mei 1877 lag men op de rede van Gilie
Genteng, een klein eiland bij Madura. Daar
sloeg het noodlot toe.
Terwijl de equipage "buitenboord" bezig was
met "verwen" (schilderen), brak plotseling een
stellingplank waarop De Vroome stond. Deze
viel in het water en zonk terstond in de diepte
weg; hij zou de Lange Jan nimmer terugzien.
Nadat de Bato op 10 januari 1878 te Dordrecht
aangekomen was, stuurde de Waterschout een
Acte van Overlijden aan het Ministerie van
Marine. Dit lichtte op haar beurt de gemeente
Middelburg in. Daar werd door de ambtenaar
van de burgerlijke stand een Acte (nr. 197) van
Overlijden opgemaakt.
Daarmee was de zaak nog niet af. De nalaten
schap van De Vroome moest nog geregeld
worden.
Ingevolge artikel 24 van de Monsterrol had de
kapitein de persoonlijke bezittingen en kledij
vóór de mast verkocht, deze verkoping had
231,75 opgebracht.
Terug in Nederland droeg hij dit geld af aan de
Waterschout, samen met nog een portefeuille,
vier portretten, enige brieven en paieren zonder
waarde.
Inmiddels had de vader van De Vroome bij de
Waterschout van Middelburg geïnformeerd naar
zijn zoon. Hij kwam dagelijks bij hem vragen of
hij al iets vernomen had. Voor de Waterschout
een reden er bij zij n Dordtse ambtgenoot op aan
te dringen bij de gezagvoerder van de Bato te
informeren.
Het antwoord van de Waterschout Dordrecht
luidde als volgt:
Dordrecht, 14 Januari 1878
Amice,
Heden deelde de Kapitein van de Bato mij mede
dat Jan Johannes de Vroome in Indië noodlotti-
gerwijze is verdronken, zijn afrekening is in
orde en zal mij worden terhandgesteld ter
liquidatie waartoe ik Uw hulp nog wel zal
moeten inroepen.
A propos deel mij eens mede wat gij gewoon zijt
voor dergelijke liquidaties van boedels in reke
ning te brengen en of dan met het oog op de
artikelen 1068 en 522 van het burg. wetboek
door U wordt gehandeld.
Na groeten
Waterschout Middelburg T.T.
A.T.D.
De Waterschout van Dordrecht begon zich dus
af te vragen of, en zo ja hoeveel, hij voor de
liquidatie in rekening mocht brengen en vroeg
om advies aan zijn Middelburgse collega.
Wij moeten respect hebben voor de snelheid
van het postverkeer in die dagen zonder
postcode de volgende dag te bestemder plaatse
want al op 15 januari schreef de Waterschout
van Middelburg het volgende antwoord:
Amice,
Tot heden heb ik voor dergelijke baantjes niets
in rekening gebracht, daar ik steeds gemeend
heb geen regt op hetzelve te hebben, en luiste
rende naar art. 174 C.P. wij ambtenaren moeten
inzonder voorzichtig zijn in geldzaken. Ook
geloof ik het geene vereischte of pligt is wij die
liquidaties aan moeten nemen om te behande
len. Wanneer U de Equipage van het schip
24