"Balo" in deze niet hebt afgemonsterd alzoo
niet voor dat schip als Waterschout gewerkt
hebt en de Kapt. kwam met zoo een zaakje bij U
zoude ik zeggen zeer wel doch ik breng de
Rederij zes gulden in rekening. Nam de Kapt.
daar geen genoegen mede, ook dan bedankte ik
voor de Eer om voor niets te werken.
Met de door U bedoelde art. kan ik mij niet
vereenigen als niet op ons Ambtenaren toepasse-
lijk.
Ei Lieve, gij komt nog wel eens te Rotterdam
vraag de Heer Ludolph zijn zienswijze in deze
eens en houde ik mij gaarne voor de mededeling
aanbevolen.
Zoo gij er een redelijk (onleesbaar) op
weet gij kunt op mij rekenen ik mede zal doen in
Vlissingen ook dan zijn wij niet alleen.
Achtend,
Middelburg Na groeten
15 January 1878 C.F. Westerburger
Samengevat: de Waterschout van Middelburg
koppelt gratis dienstverlening min of meer aan
de afmonstering. Is die door de Waterschout
verricht, dan dienen liquidaties van boedels
kosteloos behandeld te worden.
Ook de Waterschout te Rotterdam was door
zijn Dordtse collega benaderd. Uit Rotterdam
kwam op 18 januari 1878 de volgende brief:
Geachte Confrère!
Ook hier is het steeds gewoonte geweest de
nalatenschappen van Zeelieden door den Water
schout aan den regten man te helpen, maar voor
zooveel mij bekend heeft mijn voorganger
daarvoor niets berekend en door mij is dat ook
nooit gedaan.
Een deel van die bemoeijingen is den Waterschout
opgelegd bij Kon. bes/, van 14 november 1827
stbl. 51 en daarvoor mag hij zeker niet rekenen.
De overname der gelden, enz. is zeker in het
belang der Erven die anders met den ontvanger
te handelen krijgen die misschien meer bezwa
ren tegen de uitkering zou moeten maken dan ik
gewoon ben, daar ik de lieden altijd behulp
zaam ben en zo het kan buiten kosten help.
Zij geschiedt op grond van art. 24 Monsterrol
als overeenkomst van partijen en dat is zeker
(onleesbaar) bewindvoeren door den Wa
terschout, maar of op grond van de uit het
besluit toch voortvloeijende verpligting ert.
1068 B. W. wel zuiver toepasselijk is meen ik
twijfelachtig. Ook zou ik het in de meeste gevallen
tegenover arme lui nog al onaangenaam vinden
een pretentie te doen gelden en zoals gezegd heb
ik dit ook nooit gedaan en evenmin ondervon
den dat anderen het deden. Ik geloof het dus al
was het wettig niet aanbevelenswaardig.
Hoogachtend steeds
uw Confrère
Ludolph
U ziet het, de Waterschout neemt een ruim
standpunt in: hij stelt zich op het standpunt, dat
bij de afdoening van nalatenschappen géén
kosten in rekening gebracht behoren te worden,
temeer omdat het veelal arme lieden betreft.
Daarmee valt min of meer het doek: op 24
januari 1878 gaat nog een brief van Dordrecht
naar Middelburg met de volgende inhoud:
Dordrecht, 24 January 1878
Waterschoutsambt nr. 3
Ik heb de eer U te berigten dat heden door mij
aan den Heer ontvanger der registratie alhier is
ingezonden de nalatenschap van den aan boord
van het fregatschip "Bato" overleden matroos
Jan Johannes de Vroome bestaande in een
bedrag van f231,75 benevens enige papieren
met het beleefd verzoek dat aan de familieleden
van genoemden matroos te willen mededeelen
opdat zij de regten die zij als erfgenamen hebben
kunnen doen gelden.
De Waterschout
Aan den Heer Waterschout
te
Middelburg
Hoe de zaak verder is afgehandeld, is niet na te
gaan, derhalve heeft dit verhaal een open einde.
Onderzoek in de Rijksarchieven te Den Haag
en Middelburg leverde m.b.t. de Memories van
Successie niets op: over De Vroome waren geen
stukken aanwezig.
Evenmin is duidelijk of de Waterschout van
Dordrecht kosten in rekening heeft gebracht.
Voor de nabestaanden van De Vroome kunnen
wij slechts hopen dat het hun toekomende
bedrag van 231,75 onverkort is uitbetaald.
Jules Braat
Geraadpleegde archieven:
Gemeentearchief Dordrecht: archief Waterschout
25