LAAT HET DE WETE WETEN De heer Struijk schreef ons het volgende: Met belangstelling las ik de vraag in het laatste nummer van „De Wete" betreffende het „bak kruudje". Hoewel alles mogelijk is lijkt het toch 't meest waarschijnlijk, dat de naam te maken heeft met de smaakmakende effekten. Het is n.l. zo, dat niet alleen in het Zeeuwse, maar ook elders de plant in verband wordt gebracht met deze eigenschappen. Zo spreekt men in de omgeving van Nijmegen van „koekebloem", een naam die kennelijk meer in het oosten voorkomt (Drente, Veluwe). In Salland spreekt men van Pannekooksbloom. De gele bloemen werden ook gebruikt om mee te kleuren b.v. eieren. Zo spreekt men in het land van Hulst nog over Eierkruid, evenals op sommige Zuidhollandse eilanden waar Eikruid en Eiertjes populair zijn. Gegevens hieromtrent ontleen ik o.a. aan „Plan ten en hun naam", botanische lexicon voor de Lage landen van H. Kleijn. We houden het er dus maar op, dat de bloempjes door het beslag werden gedaan. Grote hoeveel heden zullen het niet geweest zijn, daar de plant als geheel giftige stoffen, met name saponinen bevat. Deze hebben de eigenschap de rode bloedkleurstof uit de rode bloedlichaampjes naar buiten te doen treden. Ondanks uitvoerig onderzoek in de literatuur ben ik niet gestuit op een eventuele relatie tussen paquerette en de primula vulgaris, ons „bakkruudje". Van mevrouw Visser kwam een korte reaktie: Bij mijn weten is „bakkruudje" de Zeeuwse verbastering van „tabakskruid", de Nederland- w De heer M. van den Broeke, u bekend als schrijver van de artikelen over de Walcherse buitenplaatsen, stuurde ons de volgende vraag: Wie zich intensief met een bepaalde specialisatie bezighoudt, ontdekt bij zijn strooptochten naar gegevens telkens nieuwe, en soms intrigerende se naam voor de Primula Acaulis, tevens sleu telbloem genoemd. Van de heer P. van der Veen uit Oostkapelle kwam een reaktie op de vraag over de gevel steen „De Windhond". Hij verwijst naar de „Proeve van eene lijst bevattende de vroegere namen der huizen in Middelburg" door M. Fokker d.d. 1904. In het alfabetisch register wordt „De Wind hond" tweemaal genoemd en wordt verwezen naar de panden Lomberdstraat C56 (wijknum- mer), welk pand in 1940 verbrand is. Het andere pand is Houtkaai H 116. Met de panden H 117 en H 118 wordt het nu Houtkaai 7 genoemd. De latere naam zou „Koning David" zijn geweest. Of het gebruikelijk was om bij verkoop de gevelsteen uit het pand te nemen of te vervoeren weet hij niet. Bij een wandeling over de Hout kaai zag hij dat bij het pand no. 7 boven de voordeur nog de naam „Den Windhond" wordt vermeld. Met betrekking tot de vraag over de foto voor het stadhuis kunnen we nu nog niets meedelen. Wel kwam er direkt na het verschijnen van „De Wete" een korte telefonische reaktie. De foto was besproken aan een sociëteitstafel en men zou nog van zich laten horen. Dus we wachten met spanning op verdere informatie. Redciktie aspecten van zijn vakgebied. Zo ook in mijn geval; een speurtocht naar de geschiedenis van de Walcherse buitenplaatsen deed me stuiten op enkele vermeldingen van vinkenbanen op het eiland. Onder andere bij Westkapelle, Koudekerke (bij de duinen) en 30

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 36