Noord- en Koepoort, werd op kosten van de overheid in 't Huis van Domburg de keel ge smeerd. Schepen Van Reigersberg was de vol gende patiënt. Hij verzette zich niet en werd naar de kroeg bij de Noordpoort gebracht. Intussen waren boeren uit Koudekerke naar de Abdij gegaan waar de Staten van Zeeland vergaderden. Zij zochten de van verraad ver dachte Thoolse afgevaardigde Van Vrijberghe. Hij was echter onvindbaar. Vervolgens gingen de boeren uit Koudekerke naar de woning in de Abdij van Justus Huybert, secretaris van de Staten. Zijn huisdeur werd door musketkogels geforceerd. Maar ook hij gaf niet thuis. Ze moesten genoegen nemen met zijn grote voor raad wijn. Het laatste slachtoffer dat gezocht werd, was Nicolaas van Reigersberg, een broer van de eerder genoemde schepen. Hij was secre taris van de Raad. Door een list werd hij naar de Abdij ontboden en gevangen genomen. Tijdens zijn overbrenging naar de kroeg van Barteltje buiten de Langevielepoort op 't Zand werd hij geschopt en geslagen. Inmiddels was de heer Van Odijk, de plaats vervangervan de Prins, naar de Abdij gekomen om de boeren tot bedaren te brengen. Hij be loofde dat de regenten die schuldig waren, gestraft zouden worden. Maar hij eiste wel dat er aan het oproer een eind moest komen. Hij nodigde hen uit om op zijn kosten de keel te smeren in het Schuttershof van Sint Joris. De boeren gingen echter niet op zijn voorstel in. Ondertussen deed zich nog een incident voor. Een zekere Piet de Rajer, een Middelburger die uit zijn stad verbannen was omdat hij tot drie keer toe zijn belastingen niet had betaald, wilde wraak nemen op zijn rechter, de burgemeester De Haze. Met inwoners van zijn tegenwoordige woon plaats Arnemuiden kwamen ze gwapend met stokken en staken via de Dampoort de stad binnen. Ze liepen naar het stadhuis waar De Rajer zijn vonnis, dat op het plakbord van het stadhuis was bevestigd, aan flarden sneed met zijn piek. Vervolgens ging de bende naar de kroeg tussen de Noord- en de Koepoort. Hier wilde De Rajer zich wreken op De Haze, die daar nog steeds gevangen zat. De Haze werd daar het leven op vele manieren zuur gemaakt. De ene bewaker blies rook in zijn gezicht, terwijl een ander telkens de hoed van zijn hoofd nam. 12 Weer een ander schold hem de huid vol. Ook De Rajer nam hieraan deel. Vervolgens pro beerde hij de doodsbange burgemeester Le Sage met zijn degen te verwonden. Omstanders konden dit voorkomen. Op een gegeven moment vonden de boeren dat ze genoeg wraak genomen hadden en gaven de strijd op. De boeren en de Middelburgers, die niet meer zo stevig op de benen stonden, trokken zich terug. Tegelijkertijd onderhand- delden hun leiders met de gevangenen. Ze kon den hun vrijheid krijgen, mits zij bereid waren aan de eisen van de boeren en de burgers te voldoen. Er werd toen veel beloofd. Toen op 31 juli nog steeds een deel van deze beloften niet was ingelost, raakte het geduld van de burgerij op. Op 2 augustus eiste een gildevergadering het aftreden van zeven regenten. De Staten van Zeeland, waarvan sommige leden ook tijdens het boerenoproer waren bedreigd, schreven met spoed een brief aan Prins Willem III. De Staten waren van menig dat de Middelburgse regering haar gezag kon terugkrijgen als ze zonder tijd verlies werd gewijzigd. De Prins werd dringend verzocht dit persoonlijk te komen doen. Prins Willem kon echter niet komen. De burgerij schoof toen eigenmachtig de zeven verdachte regenten aan de kant. Toen de Prins dit vernam, schreef hij een brief terug. Hij verweet de burgerij op eigen gezag hun eisen door te drukken. Hij maakte boven dien één van de leiders, de advocaat en schutters- luitenant Maillaert, die de gildevergaderingen had geleid voor een oproerig man uit. In september kwam de Prins in een schrijven hierop terug. Nu nam hij Maillaert in bescher ming en oordeelde gunstig over enkele nog onbesliste punten uit de burgerrekesten. Deze beslissing betekende dat alsnog een aantal regenten het veld moest ruimen. De leiders, Maillaert, het achtmanschap en enkele anderen werden in de regering, in het college van kiesheren en in financiële controlecommissies benoemd. Toch keerde na verloop van tijd een deel van de afgezette heren weer terug in de regering. Het oproer was echter voorbij en Walcheren een uitdrukking rijker. Geraadpleegde boeken: - Mr. G. A. Fokker, „De Lomberd en de Bank van Leening te Middelburg", Middelburg, 1873.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1995 | | pagina 14