'T STOENG IN DE KRANTE
deel en onderscheijdt van persoonen en sulckx wij
ende onse onderdanen in rust en vrede als onder
onsen wijnstock ende vijgeboom mogen leven
uwen segen ontfangen, hier hier namaals
eeuweglijck Amen.
Gebet na de Weth en Raad
Dewijle wij hier bij den anderen sijn geweest, ende
onse ondersaten hebben beleijt en geregeert ,soo
ende als wij naar concientie onse beste weten
schap dienstigt oordeelen, en verhandelt hebben
de saken ons voorgedragen, wilt daar over uwen
goddelijcken zegen alsoo strecken dat uwen name
mag werden groot gemaakt, en bevordert de
saligheijt van onse zielen en lichamen in eeuwig-
heijt Amen".
Het is mij niet bekend of het stadsbestuur van
Arnemuiden (dat in de 18e eeuw bestond uit een
baljuw, twee burgemeesters, vijf schepenen, vijf
raden, een pensionaris en een secretaris) zich
ook dienovereenkomstig deze vrome wensen
heeft gedragen.
Peter Sijnke
Het volgende tragi-komische verhaal wordt ons
uit Veere gezonden:
Zondag deed een Engelsch heer, die in het hotel
Roland alhier logeerde, een wandeling naar
Vrouwepolder. Het schoone strand en de kalme
zee, bij den molen aldaar, lokten hem tot het
nemen van een bad. Hij kleedde zich fluks uit en
ging te water, maar o wee.
Het is een groot verschil in het water te springen
of er uit te komen, en dit ondervond ook onze
zwemmer. Hoe hij zich ook inspande, hij kon
niet uit het natte element geraken, en er was ook
niemand om hem te helpen. Goede raad was
duur: hij besloot, waar hij op Walcheren niet
kon landen, dit maar eens op Noord-Beveland
te beproeven. Hij zwom het veergat over en
landde behouden aan. Hoe hij daar in Adams
kostuum ontvangen werd, is ons niet ter oore
gekomen.
Intusschen was de zoon van den molenaar van
Vrouwepolder op de plaats gekomen waar de
kleederen van den zwemmer waren neergelegd;
en daar hij niemand ontdekte, kwam hij tot de
slotsom dat er iemand verdronken moest zijn.
Hij onderzocht de kleeren en ging, toen hij het
adres van den zwemmer had gevonden, naar
Veere en deponeerde de goederen aldaar bij den
burgemeester. Deze begaf zich onmiddellijk,
vergezeld van den secretaris, naar het hotel en
verzegelde, overeenkomstig de wettelijke voor
schriften, de zaken die aan den vermoedelijk
verdronken heer behoorden.
Een poos later echter kwam iemand over het
veer van Kamperland en bij zijn aankomst
bleek hij de dood gewaande drenkeling te zijn,
die gekleed was in een boeren pak met de hooge
zijden pet op.
Alle gezichten in het hotel, die op regen stonden,
klaarden weldra op en natuurlijk werd er
hartelijk over dit voorval gelachen.
Gelukkig dat de Engelschman een goed zwem
mer was; anders toch was hij zeker verdronken,
28