Nederlandse wateren voorkomen had kun nen worden als hij behoorlijke voorzorgs maatregelen had genomen. Hij had het licht van de Zuid-Banjaard aangezien voor dat van de Schouwenbank, een fout die vermeden zou zijn als hij de Nederlandse Lichten/ijst had geraadpleegd. Ook de vanaf 3.45 uur gevolgde koers werd niet verantwoord geacht. Verder had hij bij onvoldoende zicht moeten ankeren. Omdat het tijdstip waarop de kompassto ring was ontstaan niet kon worden vastge steld, werd dit bij de beoordeling van de navigatie niet in aanmerking genomen. Internering Op basis van dit onderzoek besloot onze regering dan ook de UB 30 te interneren. In de loop van zondagmiddag 25 februari werd dat aan Von Montigny medegedeeld. Ook de Duitse regering en de gezant wer den ingelicht. De formele interneringsmaat regelen konden nu worden genomen. Die verliepen vlot omdat Von Montigny alle medewerking verleende. Bij de internering was de Duitse consul in Vlissingen aanwe zig. Hij nam het logboek in ontvangst. Voor noodzakelijk onderhoud mochten één officier en vijf bemanningsleden aan boord blijven. Von Montigny, eerste officier Kohier en Maschineningenleur Kohlberg verklaar den schriftelijk geen poging tot ontvluch ting te zullen doen tot de aankomst in het interneringsdepot, waarna zij hun ponjaard en sabel inleverden. De wapens werden van labels voorzien en overgedragen aan de commandant der Scheepsmacht op de Schelde. Toen de internering was afge rond, trad de bemanning aan en nadat Von Montigny hen had toegesproken, gingen zij van boord. In de interneringsloods bij het station werden de mannen van een maal tijd en een slaapplaats voorzien. Von Mon tigny en Kohlberg gingen naar het Interne ringsdepot voor Officieren in fort Wiericker- schans bij Bodegraven; de overigen gingen naar Bergen (N.H.). Onder escorte Nadat de Duitse bemanning grotendeels was vertrokken, ging luitenant-ter-zee Coster van Hr. Ms. O 6 met een aantal manschappen aan boord van de UB 30. Zij hadden opdracht het schip via Veere naar Hellevoetsluis te brengen. Ook begonnen zij met het verwijderen van de 'giftanden': ontstekingen van torpedo's en schokbuizen van granaten, het sluitstuk van het kanon en alle vuur- en blanke wapens. Al dit materiaal werd overgebracht naar Hr. Ms. Heemskerck. Aan het einde van de middag vertrok de UB 30 onder eigen vlag en wimpel, gesleept door de Donau en de Jupiter, de motoren op stand-by voor hulp bij manoeu vreren. Bij het passeren van de Keersluis riepen opvarenden van Belgische schepen scheldwoorden als 'mof' en 'vuile mof'. Even voor Middelburg (Abeele?) was de begroeting vriendelijker en werd er "hoera", "leve Duitsland" en "leve de Duitsers" geroepen. In Middelburg moest bij de brug worden gewacht. Daar heerste onder het weinig talrijke publiek een vijandige stem ming, die zich uitte in dreigementen en scheldwoorden. De commandant van het Stafkwartier Zeeland in Middelburg, een schout-bij-nacht, begaf zich onder het publiek en verbood verdere uitlatingen. De opvarenden hadden trouwens niets van dit voorval gemerkt. De reis naar Veere werd in het donker afgelegd en verliep zonder problemen.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2001 | | pagina 30