1918, toen hij op de Noordzee door het Engelse vissersvaartuig John Gillman tot zinken werd gebracht. Alle 26 opvarenden, onder wie commandant Rudolf Stier, kwa men daarbij om het leven. Op 28 oktober 1918 sloeg de marine in Kiel aan het muiten; het Duitse keizerrijk stond op instorten. Keizer Wilhelm vluchtte naar Nederland en deed afstand van de troon. Op 11 november 1918 werd te Com- piègne een wapenstilstand overeengeko men. In Duitsland deden zich allerlei onlus ten voor. Von Montigny trad in die woelige dagen toe tot de zogenoemde marinebri- gade-Von Löwenfeld, een korps van loyale officieren dat met harde hand anarchisti sche en communistische groeperingen bestreed. Von Montigny voerde het com mando over een aantal pantserwagens en streed in Silezië tegen Polen en in het Roergebied tegen rode revolutionairen. Eind 1919 verliet hij de marine en nam dienst bij de politie. Hij doorliep verschei dene rangen en was onder andere in Rijn land en Silezië gestationeerd. In de herfst van 1934 stapte hij als kolonel over naar het leger en later naar de SS. In oktober 1939 werd hij stafofficier bij een SS-divisie. In 1940 nam hij deel aan de veldtocht in het westen die hem het IJze ren Kruis 2de en 1ste klas opleverde. In juli 1940 werd hij benoemd tot comman dant van de SS-kadettenschool te Bad Tölz. Op 10 november 1940 stond in de Tölzer Kurier namens de SS-kadettenschool een rouwadvertentie met de mededeling dat Von Montigny aan een hartaanval was overleden. Merkwaardig in dit verband is dat de overlijdensaangifte niet door zijn vrouw werd gedaan maar door zijn adju dant. Een Oostenrijkse deskundige op het gebied van de familie Von Montigny heeft het vermoeden geuit dat Von Montigny, stammend uit een adellijk geslacht, zich niet kon verenigen met het misdadige sys teem waarin hij terecht was gekomen en met zijn pistool een einde aan zijn leven heeft gemaakt. Jules Braat Geraadpleegde bronnen Algemeen Rijksarchief Den Haag: - Archief Chef van de Marinestaf. - journalen Koninklijke Marine. Bundes- und Militdrarchiv Freiburg: - Logboek UB 30. Verder zijn gegevens over de UB 30 geraad pleegd bij het Deutsches Schiffahrtmuseum te Bremerhaven; Stadtarchiv Kiel; Bundesarchiv Berlijn; Militdr Geschichtliches Forschungs- amt, Berlijn; Scheepvaartmuseum, Amsterdam; ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag gemeentearchieven van Alkmaar, Haarlem, Den Haag, Utrecht, Roosendaal, Rotterdam, Vlissingen en Woerden. Documentatie over Von Moittigny is geraad pleegd bij de Hoge Raad van Adel, Den Haag; Deutsches Adelsarchiv, Marburg; Freiherr von Veyder-Malberg, Salzburg; Stadtarchiv Bad Tölz, Stadtarchiv Trier. Met dank aan prof. Wolfgang Herrlitz, Uni versiteit van Utrecht.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2001 | | pagina 34