Koudekerke geïnterneerde Duitsers daar
af te leveren. We scheepten ons in met de
veertien Duitsers. We hadden allen gela
den geweren en vonden het wel aardig
onze voormalige bezetters zichzelf naar
hun 'krijgsgevangenschap' te laten roeien.
Tussen Meliskerke en Biggekerke hielden
we midden vaarwater, omdat niemand wist
of daar nog bezetting was. In Zoutelande
meerden we af en kregen we van een
commandant een in het Engels gesteld
briefje ten bewijze van het overdragen van
de veertien Duitsers. We wendden de ste
ven en roeiden zelf, spelevarend met een
bezeilde wind en wat doelloos schietend,
terug. Het was een van de eerste tochten
naar een ander dorp en ook een van de
leukste, want hiermee had Koudekerke
zichzelf bevrijd.
Merken en verdiepen
De eerste tochten vanuit Koudekerke had
den een verkennend karakter. Naar Mid
delburg volgde men eerst de Middelburg-
seweg. Maar algauw bleek dat deze bij slot
Ter Hooge (hoe toepasselijk) nogal eens
droogviel. Dan droeg men de kano over de
zogenaamde Eikenlaan. Het was beter om
het slot om de noord te ronden en dan
weer richting Poelendaelemolen aan te
houden.
Er ontwikkelde zich een centrum bij de
Seisbrug waar boten van alle dorpen
afmeerden, zowel voor passagiers als voor
vracht.
De schietploeg
Walcheren stond in die tijd vol met 'Rom-
melasperges', palen onderling verbonden
met ijzerdraad om een geallieerde landing
met parachutisten en zweefvliegtuigen te
verijdelen. De eerste weken zette men een
vaarwegmarkering naar Middelburg uit,
met die palen als merktekens: op de ene
paal een fietsband, op de andere een
oude wasteil, enzovoort. Dat werkte goed,
behalve bij zware mist want kompassen
hadden we niet. Dan werd de klok geluid.
Omdat de originele klokken door de Duit
sers waren geroofd, werd hiervoor een
zuurstoffles gebruikt.
Een bezwaar was dat bovenop sommige
Rommelasperges mijnen waren bevestigd.
Daarom werd een schietploeg van mannen
uit de schietvereniging geformeerd. Aan
munitie en geweren was geen gebrek. Lig
gend in een boot schoot men net zo lang
tot de vaargeul mijnenvrij was. Het moest
gebeuren, maar het was toch leuk.
De springploeg
De vloot werd groter en kreeg ook zwaar
der materieel. Er werd op kosten van
Landbouwherstel een vloot gebouwd die
een laadvermogen had van 2.500 kilo.
Hiermee vervoerde men vee, hooi en stro.
De Duitsers hadden, toen het water kwam,
in arren moede nog een dijkje aangelegd
aan de binnenzijde van de tankval. Bij
laagwater stootten de wat dieper stekende
bodems hierop. Daarom werd voor het
opruimen van obstakels in de vaarweg een
'springploeg' samengesteld. Er was
immers een overvloed aan springstof,
slagkoord, vuurkoord en munitie.
Toevallig lag er ook veel van dat materiaal
op een bunker dicht bij de drempel naast
de tankval. We lieten over een lengte van
twintig meter een flinke hoeveelheid trotyl
op het dijkje zakken. "We zullen er zo veel
opleggen dat bij de ontploffing de haan
van de toren driemaal in de rondte draait,"
zei de commandant. Toen alle springstof
en koord aan elkaar waren verbonden,