25
Met het maken van een wagen was meest
al een winter gemoeid, en in de winter had
hij ook ruimschoots de tijd.
Hij begon met het opnemen van de afme
tingen. Dat gebeurde zeer nauwkeurig, met
de instrumenten die men in die tijd had.
Hoe precies er ook opgenomen was, er
sloop bijna altijd wel een rekenfoutje in dat
nogal eens grote gevolgen kon hebben.
Daarom is er niet één wagen gelijk aan
een andere. Bij de ene hangt de huif meer
achterover, bij de andere past het onder
stel minder goed. Men moet zich realiseren
dat alles met de hand werd gemaakt. Er
waren geen machines die alles op gelijke
afstanden en diktes zaagden. Nee, de han
den deden alles.
Dagen aan een stuk werd er gezaagd en
geschaafd. Zo verkreeg men de losse on
derdelen die later, als de wagen in elkaar
werd gezet, één harmonieus geheel moes
ten vormen. Er paste natuurlijk weleens
iets niet. Dat was geen ramp, de wagen
maker plaatste er doodgewoon een stukje
tussen of deed er iets af. Zo bevonden zich
talrijke 'foutjes' in een wagen die niet direct
zichtbaar waren.
De smid zorgde voor het ijzerwerk: het
onderstel, de assen en de banden om de
houten wielen. Het onderstel werd uit de
hand gesmeed. Wie zo'n onderstel bekijkt
voelt meteen dat een goede smid een kun
stenaar was. De krullen en uitstulpingen
zijn nog altijd een lust voor het oog.
Zodra de wagen helemaal in elkaar was
gezet volgde het schilderwerk. Het ijzer
werk werd in de menie gezet. De schilder
belde geen handelaar of hij even een paar
kilo verf kon komen brengen. Nee, de verf
werd zelf gemaakt. Blokjes kleurstof wer
den fijngewreven tussen twee stenen.
Soms stond de schilder drie of vier dagen
Foto Mieke Meijer.