R S Arnold Parre (Den Haag, 1943) was stuurman/koopvaardijofficier bij de Maat schappij Nederland en de Esso Tankvaartmaatschappij. Hij schreef in die tijd - eind jaren zestig, begin jaren zeventig - voor De Blauwe Wimpel, het vakblad voor zee varend Nederland. Van 1971 tot 1976 was hij personeelchef bij Hoechst Vlissingen. Was daar onder meer verantwoordelijk voor het opzetten en redigeren van het bedrijfsblad. Hierna volgde een periode bij de maatschappelijke dienstverlening. Als staffunctionaris zat hij in de redactie van een landelijk vaktijdschrift, dat zich richtte op gezinszorg en algemeen maatschappelijk werk. Vanaf 1985 communicatie adviseur bij de Provinciale Zeeuwse Energie Maatschappij (PZEM) waar hij onder meer het personeelsblad De Brug redigeerde. In 1991 volgde een vervolg van deze functie bij DELTA N.V. Schreef samen met collega Frank Deij het boek "10 jaar DELTA: Van monopolie naar markt." Valentijn Byvanck (Hendrik-ldo-Ambacht, 1964) studeerde cultuurgeschiedenis en Amerikanistiek in Utrecht en New York en was fellow bij onder meer The Winterthur Museum, the Smithsonian Institution en The Metropolitan Museum of Art. In New York schreef hij een proefschrift over gezichtslezen, portretkunst en politiek in de I9e eeuw. Na zijn terugkeer naar Nederland in 1998 werkte hij enige jaren voor Witte de With, centrum voor hedendaagse kunst in Rotterdam, voor hij in 2002 werd benoemd tot directeur van het Zeeuws Museum. Valentijn Byvanck is lid van het bestuur van de sectie Kunstmusea van de Nederlandse Museumvereniging en de stichting Cultureel Jongerenpaspoort. Voorts is hij lid van de redactieraad van Museumtijdschrift Vitrine en de commissie bemiddelaarsubsidies van het Fonds voor beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur. Valentijn Byvanck publiceerde over uiteenlopende onderwerpen als portretten, niet-westerse kunst en het museumwezen. In 2002 verscheen een reeks debatten onder zijn redactie onder de titel Conventies in de hedendaagse kunst. 186

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2004 | | pagina 188