LANDGOED HOOGDUIN Links: Rudimenten van het Grand Canal van 't Hof Duijnvliet. Boven: Laanbeplanting van de Vlissingsedreef. Onder: Nieuw aan geplante eikenlaan. van het water bewerkstelligen en kan verdroging van het gebied tot gevolg hebben. Door de aanleg van een systeem van lateraalsloten en stuwen kan een getrapt peil beheer worden gevoerd. Er wordt een systeem van drie 'peiltrappen' ingesteld. Daarvoor zullen regelbare stuwtjes worden geplaatst en een nieuwe lateraalsloot parallel aan de sloot langs de Domburgseweg worden aangelegd. Deze nieuwe sloot kan een hoger peil krijgen dan de wegsloot, waardoor meer water in het gebied wordt vastgehouden en verdroging wordt tegengegaan. In tegenstelling tot de huidige situ atie ontstaat in de plansituatie enige doorstroming in de watergangen en waterpartijen. Daarmee is aan een essentiële voorwaarde ten aanzien van de waterkwaliteit voldaan. Het systeem van lateraalsloten heeft een bufferende functie voor het kwelwater, dat naar verwachting met het opschonen van de bronnen (de historische waterpartijen) weer in voldoende mate beschikbaar komt. De lateraalsloten worden gelijktijdig aan gepakt met het herstel van het lanenstramien. Wat betreft de waterkwaliteit wordt de huidige situatie op Hoogduin gekenmerkt door een op meerdere plaatsen gestremde afwatering en een ophoping van organisch mate riaal. Daardoor is er sprake van een grote regenwaterafhankelijkheid en een verzuurde bodem- en waterkwaliteit. In het plan wordt een herstel van de kwelwaterstromen voorgestaan. De maatregelen bestaan uit het uitbaggeren en opschonen van de vijvers, grachten en overige waterlopen. Het Grand Canal van het voormalige Duijnvliet en de overige waterlopen gaan functioneren als een soort spreng of bron, waardoor het kalkrijke voedselarme kwelwater weer in voldoende mate beschikbaar komt. Met het getrapte peilbeheer wordt het water langer in het gebied vastgehouden. Het water met de verbeterde kwaliteit, wordt daarmee beter benut. Richten we ons van de waterkwaliteit naar die van de beplanting, dan is in de eerste plaats bescherming van het eikenstruweel tegen overbetreding van het grootste belang. Het eikenstruweel is de beschermende mantel van het bos op Hoogduin. Het struweel heeft vanwege de duinafslag al veel meer te lijden van de zoute zee wind. Belangrijk is dat hier geen negatieve menselijke factoren bij komen. Er moet worden opgetreden tegen het ontstaan van open plekken, die een gevolg zijn van overbetreding en uitstuiving. Het Vlissingse Bos is van grote waarde vanwege de natuurlijke successie, die hier tot bosvorming heeft geleid. Maatregelen zijn erop gericht de verstoringen in deze natuurlijke ontwikkeling tegen te gaan. Daarom worden hier de esdoorns en Ameri kaanse vogelkers verwijderd. Verder wordt er hier niet ingegrepen. De Vlissingse Dreef wordt hersteld, waarbij een deel van de bomen wordt geveld en heiplant. Het overige buitenplaatsbos zal actief worden verjongd, zodat er weer voldoende bomen met toekomst zullen zijn. De invloed van de esdoorn zal hierbij worden ver minderd. De bosverjonging wordt 'horstgewijs' aangepakt. Gefaseerd en in kleine plekken met een maximale maat van 25 x 25 meter wordt het bos verjongd. In het buitenplaatsbos zullen enkele nieuwe linden- en beukenlanen worden gereali seerd. Ze completeren de restanten van het lanenstelsel van Duijnvliet en betekenen het herstel van de oorspronkelijke situatie. Het is niet de bedoeling ze in een keer aan te leggen. Dit zou een te grote ingreep betekenen. De aanleg zal gefaseerd -laan voor laan- plaatsvinden zodat de overgang van de huidige naar de beoogde situatie geleide-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2004 | | pagina 49