U L B A A R term hosternokke niet te bezigen en niemand zal het je kwalijk nemen als je zegt dat je voldoende gegeten hebt in plaats van mee te delen da je vol zit tot an je knielen. Als je je maar een beetje voegt naar wat zo te doen gebruikelijk is. komt het allemaal wel in orde. Althans, als je zelf ook genoegen kunt nemen met hoe de Zeeuwen zijn. Thans volgt een bekentenis, opgetekend met het schaamrood op de kaken. Toen ik achtendertig jaar geleden als twintigjarige vanuit de Randstad naar Goes kwam om me bij de Provinciale Zeeuwse Courant in het journalistieke handwerk te bekwamen, verkeerde ik in de stellige overtuiging dat de Zeeuwen blij zouden zijn dat zich in hun midden iemand wilde vestigen die de beschaving in de ransel en de wijsheid in pacht had. Tekenend was dat ze niet direct lieten blijken dat ik er grondig naast zat. Ze lieten me rustig vastlopen in de zware Zeeuwse klei en hebben vermoedelijk geamuseerd gekeken hoe ik me daar weer aan ontworstelde. Vermoedelijk, want vermaak alsmede leedvermaak worden hier niet opzichtig geuit. Hoe het zij, na verloop van een half jaartje of zo was ik er wel achter dat arrogantie een probaat middel was om buiten te blijven staan. Wilde ik me in Zeeland behaaglijk voelen, dan zou ik vooral moeten leren luisteren en kijken. Wat ik zag, was de ruimte en de schoonheid van het land, het genadige licht dat scherpe contouren verzacht en dat door de begenadigde fotograaf Wim Riemens (1933-1995) werd benut om meer te tonen dan het oog bij eerste beschouwing treft. Waarschijnlijk is er geen generatie voor ons geweest die in decennia het landschap zo ingrijpend heeft zien veranderen. Riemens liet behoud en verlies zien. In beelden, zonder commentaar. Al te luide protesten tegen teloorgang passen niet bij de Zeeuwse mores. Zo werd zonder al te veel morren afscheid genomen van een deel van de ruimte. Er bleef genoeg om lief te hebben. En om zuinig op te zijn. Een opmerkelijke eigenschap van de Zeeuwen is ook dat ze zomaar niet het achterste van hun tong laten zien. Onlangs nog viel mij daarvan dagen een demonstratie ten deel. Met mijn levensgezellin was ik in Noordgouwe voor het eerst in het plaatselijke café. We zaten aan de toog en tussen de kroegbaas en haar vond een eerste uitwisse ling van zetten plaats. Zij sprak haar moerstaal; logisch als je van Brouw komt. En dus ging ook hij direct over op het Schouws. Waar ze vandaan kwam. Van Brouwershaven dus. En hoe ze dan wel heette. Ze noemde haar achternaam. Oh, dan was ze er misschien een van de slachter Nee, dat niet. Zo ging dat een tijdje door. Ikzelf had op de eerste vraag meteen een reeks antwoorden gegeven. Mijn levensgezellin doet dat niet. Zij denkt niet na over de code, maai' volgt die bij reflex. Zo doen Zeeuwen dat, ook onderling. Het zijn in de conversatie geen dammers die een hele serie schijven achter elkaar proberen te slaan, maar schakers die de pionnen vakje voor vakje verplaatsen. Je geeft je ruimte niet zomaar ineens prijs. Wie wat bewaart, heeft ook later nog wat.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2004 | | pagina 66