visje in het zand
van J. C. van Schagen
Domburg. Twee torens, die van het water en die van de kerk. Een mal petje en een
spits, beide boven het groen en onder het wijde blauw dat dit oord van verpozing zijn
renommée gaf. Wie van Westkapelle komt. passeert de verdoken boerderijen in het
laagland, het verwaaide hout en de geblokte koudbloeden, passeert wat later de golf
links, een geschoren duin vol stadse keurigheid. Wie bij Oostkapelle uit de Manteling
duikt, wordt door de hand van Waterstaat naar een glimmende rotonde geleid, ziet op
rechts het bescheiden vingertje van Duinbeek in de lucht en meteen ook het achter
werk van Westhove. de lusthof van de abt, een parkeervlakte met uitzicht.
Domburg. De noordwester zweept het laatste restje zomer de herfst in. Storm en
regen rond de Hoge Hil. Carmen Sylva wacht met dichte luiken: het eau-de-cologne-
paleis, de réfugié van de koningin van de Walachijse vlakten, het boudoir van de
dichteres. Verderop probeert bouwbedrijf Peters vat te krijgen op de desolate boedel
van het Badpaviljoen. Jan Toorop kreeg er zijn straat, Piet Mondriaan zijn restaurant
en J.C. van Schagen zijn boulevard. Het had, in de optiek van Chris van Schagen,
ook een paadje mogen zijn. Wellicht, want heel zeker is men nooit van dat soort
zaken.
Domburg. Storm en regen rond de Hoge Hil. Over het strand jagen de schelpen en
op het strand striemt het zand op scherp. in dunne banen onderweg naar Westkappel.
Soms. jaren geleden, klom ik met Chris van Schagen het duin over. Hij trok zijn
kalotje strak, greep zijn aangespoelde stok en stapte op hoge benen het torment tege
moet. Hij zei dat hij er bijzonder veel van hield, van al die windkracht, dat zout op
de bril en regen op de pet. We zogen wat Zeeuwse lucht in de longen en bereikten
De Plek. De plek van Boutens.
Linkerpagina:
J.C. van Schagen,
Paalhoofden, 1958,
olieverf/board
71