de binnenstad een belemmering was om de groei van de zeeschepen bij te houden.
Om de uitbreiding van de haven te kunnen realiseren, werd in 1962 de derde Sloedam
aangelegd, ten zuiden van de tweede Sloedam. Die tweede Sloedam was in 1949
aangelegd, waardoor toen ten zuiden van de eerste Sloedam (spoorverbinding) de
Quarlespolder ontstond, een landbouwgebied van meer dan 420 hectare (plus 60
hectare water). Met de aanleg van de derde Sloedam veranderde opnieuw een gebied
van slikken en schorren, nu niet in akkerbouwpercelen, maar in een industrie- en
havengebied met een Rotterdams karakter. Mede door de vestigingspremies die het
Rijk tussen 1965 en 1971 verstrekte, werd Vlissingen-Oost een economisch succes. Er
werden - met behulp van deze premies en met medewerking van het provinciebestuur
en semi-provinciale organen - vooral chemische bedrijven aangetrokken. Daarin was
macro-geografisch een rol weggelegd voor de Europese Economische Gemeenschap
- waarin opgenomen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de voorgangers
van de EG/Europese Unie - die het voor staalbedrijven en chemische industrieën mo
gelijk en goedkoper maakte om voor de van transport afhankelijke grondstoffen een
ligging aan diep vaarwater te kiezen, in plaats van dichtbij de markt. Het eerste succes
was de vestiging van Hoechst, spoedig gevolgd door M&T (voormalig Biliton), alumi
niumsmelter Pechiney en olieraffinaderij Total. In het midden van de jaren negentig
werkten er zo'n 6.500 mensen in het havengebied, waarvan ruim driekwart in de
industrie en de overige in vervoer en logistiek. Vlissingen-Oost werd naast een indus
triegebied steeds meer een vestigingsplaats voor trafieken, die met de overslag van
stuk- en bulkgoederen - waaronder brandstoffen, auto's, hout- en celluloseproducten,
voedingsmiddelen (de koel- en vriesvemen van Vlissingen-Oost horen bij de grotere
van Europa) - een belangrijke positie binnen het samenwerkingsverband Zeeland Se
aports zou gaan innemen. Zeeland Seaports is de uit het Havenschap Terneuzen en