m Zeeuws Tijdschrift
Herinneringen aan het verloren Kakkersweel.
NUMMER 4 9e JAARGANG 1959
J. Vijverberg
't EELT JE, in de volksmond, het verkleinwoord noch-
J tans misplaatst, 't Weeltje, het klonk zo vriende-
V V lijk, zo vertrouwelijk, lieve aanduiding voor een
knus plekje, waar men zich thuis voelde, waar het zo goed was te
zijn. Waar het oog rust vond in de aanschouwing van die stille, pre
tentieloze schoonheid, van groen en bloemen, water en vogels, het
bonte vee, de wrakke woonstee onder zijn beschuttend lover, dit
alles in een schakering tot één harmonisch tafereel, dat bekoorde en
charme gaf.
Hoe ze te ordenen, de talloze herinneringen aan wat 't Weeltje
me te zien, te beleven gaf, die lange reeks van jaren door. Een ka-
leidoscoop van beelden, verglijdend, zich verdringend voor mijn
geest! De uren, aan zijn bedding doorgebracht, in de serene sfeer
van de zonnige zomerdag, ganse dagen vaak, ze waren me als balsem
voor de ziel, voor het nimmer aflatende heimwee naar de gouden
jaren van mijn vrije, onbezorgde jeugd.
VERVALLEN, verweerd van ouderdom,
kromt het huisje zijn lage dak onder
zijn zomerse beschutting van het groen
witte lover der scheefverzakte, knoestige
abelen. Pittoresk, juist in zijn armelijke staat,
integrerend deel van wat de waterpartij aan
charme te bieden heeft. Weggehaald, zó uit
een sprookje; van Hans en Grietje bijvoor
beeld. Neem het gedoetje weg en het weeltje
is het weeeltje niet meer.
Ik tref er een oude man aan, fit nog, schoon
de leeftijd der zeer sterken gepasseerd, met zijn
zoon, de halve eeuw nabij. De vader, Oude
Toon, in de wandeling Toon van 't Weeltje,
is al vele, vele jaren weduwnaar, de zoon
Kees, celibatair. Dit tweetal leeft daar, in
volkomen eensgezindheid, zijn eigen, ietwat
bohemienachtig leven, kookt zijn eigen potje,
snijdt zijn eigen brood. Een bunder pachtland,
paling uit de weel, eieren van de kippen, een
tweetal ossen, in het wintergetij slachtbaar
gemest, dit alles aangevuld met, wat de zoon
betreft, gewin door veldarbeid bij de boer,
voorzien in hun levensonderhoud. Eenmaal
per week komt een vrouwehand de woon
ruimte kuisen van spinrag en stofnesten. Zij
verzorgt ook de was.
Of ik zowaar de nieuwe meester ben,
wel wel, dan moet ik toch even binnen
komen. Op de drempel nog slechts sta ik
Kakkersweel lag en wat er van rest, ligt
nog onmiddellijk achter de dijk, die de polder
Noordgouwe van het waterschap Schouwen scheidde,
rechts van de nieuwe weg Noordgouwe-Kerkwerve.
89