catechisatie, het huisbezoek en de meditatie. De
nadruk lag op de groei van het geestelijk leven.
De bevinding was het kernpunt van de hele stro
ming. Men wilde de dogma's, die de kerk leerde
in zijn eigen leven ervaren. Met name was dat het
geval met het dogma van de uitverkiezing. De
aandacht van de gelovige was zeer sterk gericht
op de eigen levenservaringen, teneinde daaruit
mogelijk bepaalde voorvallen te distilleren, die
zouden kunnen wijzen op zijn uitverkiezing.
Een reformatie, die leidde tot zuiverheid in de leer
was slechts een halve reformatie. Die leer moest
ook beleefd worden: nadere reformatie. Waar
schijnlijk was dat een vertaling van „second re
formation", de term waarmee het Engelse purita
nisme werd aangeduid.
In de zeventiende eeuw werd deze stroming in
ons land vertegenwoordigd door ds. Teelinck, ds.
Udemans en professor Voetius; in de achttiende
eeuw door de predikanten Van Lodenstein, Schor-
tinghuis, Smytegelt en a Brakel.
Ds. B. Smytegelts economische ethiek
ten aanzien van de produktiefactoren
a. De produktiefactor arbeid
In zijn preken maakte ds. Smytegelt een duidelijk
onderscheid tussen de verplichtingen van de werk
nemer en die van de werkgever. De werknemer
achtte hij naar het bijbels gebod verplicht
tot een nauwgezette vervulling van zijn arbeids
taak. In een preek over zondag 42 van de Heidel-
bergse Catechismus stelde hij het als volgt:
„Weesf naarstig in Uw goddelijk beroep, daar gij
in gestelt zijt. Een luiaard is walchelijk voor God
en Menschen: de luiaard is als rook den oogen, en
als edik den tanden, Spreuk X: 26. Een naarstige
is bij elk een aangenaam; maar van eenen luiaart
walgt elk een." 3)
In de eerste plaats valt op, dat ds. Smytegelt de
uitoefening van de dagelijkse beroepsarbeid zag
als een goddelijke roeping. Wanneer de uitoefe
ning van het beroep een dergelijke geladenheid
krijgt, dan kan nalatigheid in de uitvoering van
die opdracht niet anders dan negatief worden
beoordeeld. Dat blijkt ook uit het volgende
citaat uit dezelfde preek: „Anderen willen den
loon wel hebben; maar den arbeid niet doen.
Meend gij dat het alleen aan de rijke schort?
Dat is ook steelen, dat futzelen en lanterfanten:
dezulken zullen altoos cynsbaar zijn: haar leven
zullen zij hare armoede niet te boven komen. Zij
staan altijd onder dienstbaarheid."6) Werkloosheid
kon volgens deze opvatting dan ook alleen maar
het gevolg zijn van onwil om te werken. Dat werk
loosheid ook wel eens het gevolg zou kunnen zijn
van tekortschietende werkgelegenheid ten gevolge
van onvoldoende vraag naar eindprodukten, kon
in dit gedachtenklimaat niet gevat worden. „An
deren zijn lui en leedig; en leven zoo op de mil-
dadigheid van andere; Dat zijn luie Bedelaars.
God wilde niet dat er Bedelaars onder Zijn oud
Volk zouden wezen. Deut. XV 4." 6)
Moest de werknemer dus wel aan zeer hoogge-
stelde normen voldoen, hetzelfde gold ten aan
zien van de werkgever. Ook de werkgever maakte
Burgemeester Westerwijk van Goes kwam als voorstander
van de gemeentelijke autonomie in conflict met de oran
gisten. Hij werd opgesloten in de gevangenis en tot 1702 uit
Goes verbannen. In de gevangenis werd hij door ds. Smytegelt
zelf overtuigd orangist herhaaldelijk bezocht. Ds. Smyte
gelt ging zelfs persoonlijk voor burgemeester Westerwijk
pleiten bij Stadhouder Willem III (1692).
zich volgens ds. Smytegelt schuldig aan diefstal
door „contracten te breken bij welken men ver
bonden is, gelijk als Laban omtrent Jacob deed:
Gij hebt mijnen loon, zeid Jacob, wel tienmalen
verandert, 't En ware de God mijnes Vaders de
God Abrahams, en de vreeze Isaacs bij mij geweest
ware, zekerlijk gij zoud mij nu leedig weggezonden
hebben, Gen. XXXI: 41 en 42."4) En door „den
loon van de arbeidslieden te onthouden, en haren
dienst te willen hebben en het niet te willen be
talen. Ziet dat Jac. V: 4. Ziet het loon der werk
lieden die Uwe landen gemaait hebben, welke van
U is verkort, roept: ende het geschrei dergene die
geoogst hebben, is gekomen tot de ooren des
Heeren Sebaoth."4)
De werkgever werd door ds. Smytegelt dus ver
plicht geacht tot het betalen van een redelijk loon,
dat bij contract was vastgelegd. Onder welke om
standigheden de werkgever zijn werknemers mocht
ontslaan wordt niet vermeld.
92