Mededelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen Lezing dr. Robijns Dr. M. J. F. Robijns te Gorinchem, die enige tijd geleden aan de Rijksuniversiteit van Leiden promoveerde op het onderwerp „Radicalen in Nederland (1840-1851)" heeft tijdens de voor laatste bijeenkomst in het seizoen 1967-1968 te Middelburg voor het Genootschap een causerie gehouden over het onderwerp „De radicale Pers in Zeeland tegen het midden van de vorige eeuw." Spreker begon zijn voordracht met een alge meen overzicht van de politieke toestand in ons land en daarbuiten rond 1840'. Ondanks de ietwat zoetige en gezapige sfeer, die ons bijvoorbeeld uit de Camera Obscura tege moet treedt, maakte zich in deze tijd een zekere verontrusting meester van grote groepen van de bevolking, die zich langzamerhand kristalli seerde in oppositie tegen, het gevoerde rege ringsbeleid. Voordien had de ontreddering na de Franse tijd het ontstaan van een gevarieerd en gespecialiseerd partijwezen verhinderd. De opbouw van het land eiste rust en een krachtig, patriarchaal bewind. Tengevolge van het scheidingsverdrag met Bel gië (1839), de financiële offers, die1 deze broe dertwist had gekost, en een lichte economische terugslag, ontstonden er zekere gevoelens van malaise en ontevredenheid, die evenwel nog niet leidden tot het stichten van nieuwe poli tieke partijen, maar tot een zekere hergroepe ring onder een deel van de bevolking, aange voerd door de pers. De twee belangrijkste groepen waren de libe ralen en de democraten. De liberalen waren de voorvechters van de welgestelde burgerij. Hun programma omvatte onder meer: directe verkiezingen, politieke verantwoordelijkheid van de ministers, controle op het koloniaal be stuur en vooral bezuiniging op het bestuurs apparaat. De democraten gingen veel verder: zij wierpen zich op als beschermers van de underdogs, de arbeiders, paupers en kleine mid denstand. Zij eisten algemeen kiesrecht, her vorming van de armenzorg, en een republi keinse staatsvorm. Een radicaal liberalisme dus. Streefden de liberalen slechts staatskundige hervormingen na, de democraten wilden boven dien maatschappelijke hervormingen bewerk stelligen, en vooral een algemene verbetering van de materiële levensomstandigheden van de lagere klassen. In Zeeland werd de radicale stroming in de pers voornamelijk vertegenwoordigd door de Zierik- zeese Nieuwsbode, die als lilliput-uitgave was begonnen, en door de Vlissingse Courant. Beide bladen waren oorspronkelijk liberaal ge tint. Hun redacteuren en medewerkers, van wie de bekendste waren de markies De Ghouars, Frederik van Sorge, Wouter Steven Montée, Michiel de Houdt en de heer Meeter, wisten deze koers in radicale richting te wijzigen. In hun artikelen worden vergaande maatregelen gepropageerd om tot meer sociale rechtvaar digheid te komen, zoals bijvoorbeeld afschaffing van de particuliere eigendom. Andere suggesties lijken wel de voorlopers van moderne doctrines. Het voorstel van Van Sorge om de extra baten, die aan de industriële ondernemingen mochten toevloeien door invoering van nieuwe machines, af te romen en aan te wenden voor de uitvoe ring van publieke werken en dus voor bestrij ding van de werkloosheid, doet denken aan de leer van de econoom Keynes. De Zierikzeese Nieuwsbode opperde zelfs eens de mening, dat historische monumenten en gebouwen niet af gebroken, maar hersteld, gerestaureerd en be schermd dienden te worden. Een nakomertje onder de radicale bladen in Zeeland was nog de „Ekster"; deze krant ver anderde spoedig in een soort boulevardblad, vol met schandaaltjes over de Zeeuwse haute volée. Als zodanig heeft het zijn bestaan 24 jaar kun nen rekken. De radicale journalisten gingen in hun felle hekeldichten vaak te ver, aldus dr. Robijns. Ze kwamen in aanraking met de justitie en werden gevangen gezet of moesten naar het buitenland vluchten. Er bestond ook te weinig eenheid in deze extreme groep om met succes te kunnen opereren. Zij zijn in hun eigen tijd vaak heel slecht beoordeeld. Het is een feit, dat velen van hen, zelf het zwarte schaap van hun familie, of op grond van hun nederige afkomst bij het ma ken van een carrière achterop geraakt, vervuld waren van gevoelens van onbehagen jegens een maatschappij, die hun niet de kansen had ge boden, waarop ze meenden recht te hebben. Er zijn er bij met bepaald louche en onsociale karaktertrekken. Toch moeten we hun nageven, dat ze de strijd in een vooruitgeschoven en on houdbare stelling meit onvermoeibaar idealisme hebben gevoerd. 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 31