Oosterschelde-commissie
Aan het slot van de forum-discussie, die een
onderdeel uitmaakte van het Oosterschelde-
congres (28 april 1967 te Zierikzee) heeft fo
rum-voorzitter, dr. ir. C. W. C. van Beekom
een motie ingediend, waarbij het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen werd verzocht
de studie betreffende de problematiek, verbon
den aan de afsluiting van de Oosterschelde, te
bevorderen.
Teneinde de opdracht, die in deze motie was
vervat, zo goed mogelijk uit te voeren, heeft het
bestuur van het Genootschap een commissie
ad hoe benoemd. Hierin hebben zitting: mr.
J. Moolenburgh, voorzitter; mevr. mr. Tina
Kannegieter, secretaresse; drs. C. Bakker; dr.
ir. C. W. C. van Beekom; drs. A. C. Drinkwaard;
drs. J. R. Glaubitz; dr. A. Schaper; ir. P. Tide-
man; ir. J. A. Trimpe Burger.
Deze Oosterschelde-commissie heeft tot taak
een werkschema op te stellen en een inven
tarisatie te maken van de problemen.
Om het toekomstig werkterrein van het ge
nootschap zo nauwkeurig mogelijk af te ba
kenen, en doublures te voorkomen, heeft de
commissie zich tijdens één harer vergaderingen
uitvoerig laten voorlichten door ir. W. de Beijl,
hoofdingenieur-directeur van de provinciale
waterstaat en ir. M. de Vink, directeur van de
provinciale planologische dienst.
Het is gebleken, dat er inderdaad een belang
rijke taak voor het genootschap is wegelegd,
voornamelijk in de sociaal/culturele èn oud
heidkundig/historische sfeer. De Werkgroepen
„Landschapsvorming Levend Zeeland" en „Hi
storie en Archeologie" zal gevraagd worden hun
medewerking te verlenen bij de bestudering
van bepaalde objecten. Verder wordt overwo
gen ook andere deskundigen bij dit onderzoek
te betrekken.
T. K.
Werkgroep landschapsvorming
„Levend Zeeland"
Kort verslag van de activiteiten van de Werk
groep voor Landschapsvorming „Levend Zee
land" in het jaar 1967.
Hoogtepunt in dit verslagjaar was wel het
Oosterscheldecongres dat op 28 april te Zierik
zee werd gehouden onder auspiciën van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, en
aan de voorbereiding waarvan de werkgroep
de nodige aandacht en moeite gegeven had.
Hoewel dit congres door de zeer eenzijdige ge
luiden welke de boventoon voerden niet ten
volle geslaagd kan worden genoemd heeft het
toch wel bijgedragen tot een confrontatie met
de omvangrijke en door de betrokken instanties
vaak niet of nauwelijks onderkende of zelfs
veronachtzaamde problematiek welke de af
sluiting van de Oosterschelde meebrengt. De
werkgroep had tevoren enige avonden gewijd
aan de Oosterschelde en onder meer een groot
pakket vragen samengesteld welke aan het
Congresforum zijn voorgelegd. Mede door het
grote getal dier vragen zeventig zijn deze
niet geheel tot hun recht gekomen.
Van deze bijeenkomsten ter voorbereiding van
het congres hadden er twee in 1966 plaats
gevonden te Yerseke en te Zierikzee en
zijn er twee in 1967 gehouden, te weten op
13 maart in het raadhuis te Kortgene, waar aan
de hand van kaartenmaterialen enige alter
natieve mogelijkheden voor de toekomst van de
Oosterschelde werden besproken terwijl voorts
dank zij de welwillende medewerking van
enkele leden van het Hydrobiologisch Instituut
te Yerseke enkele biologische aspecten en
prognoses van de Oosterschelde de aandacht
kregen, en op 30 maart in het gebouw van het
genootschap aan de Wagenaarstraat te Middel
burg waar in kleinere kring de vragen werden
geformuleerd welke aan het congresforum zijn
aangeboden.
Voorts vonden bijeenkomsten plaats op 13 fe
bruari in het raadhuis te Wolphaartsdijk, welke
gewijd waren aan „Het gezicht van Midden-Zee
land in het jaar 2000" en op 11 december in
het gebouw van het genootschap te Middelburg,
waar door de heren J. van Konijnenburg, direc
teur van het Havenschap Zuid-Sloe i.o., te
Vlissingen en H. Nijhoff, secretaris van de
Contactcommissie voor de natuurbescherming,
te Amsterdam werd ingeleid het onderwerp:
„De Westerschelde, industrialisatie en natuur
bescherming, tegenstelling of synthese".
De jaarlijkse vaartocht werd gemaakt op de
Westerschelde op 11 september met het dank zij
de welwillende en zeer op prijs gestelde mede
werking van de rijkswaterstaat ter beschikking
gestelde directie-vaartuig „Directeur-generaal
Harmsen".
Het aantal leden onderging geen wijziging, het
aantal begunstigers nam toe met 8.
In de samenstelling van het bestuur kwam
enige wijziging doordat de secretaris jhr. mr.
Ortt op 27 april zijn functie neerlegde welke
daarna door steller dezes werd waargenomen.
Het bestuur vergaderde naar behoefte.
A. J. P.
105