god zij lof is geen heel goed duijtz 169 Noten: 1Zie het standaardwerk onder deze titel van dr. S. J. Lenselink. 2. Zie: D. F. Scheurleer, De Nederlandse liedboeken. Lijst der in Nederland tot het jaar 1800 uitgegeven liedboeken. 1912- 1923, pag. 86. 3. Zie voor de oudere literatuur: F. C. Wie der, De Schriftuurlijke Liedekens. De lie deren der Nederlandsche hervormden tot 1566, 1900. Ook: G. van der Leeuw, Be knopte geschiedenis van het kerklied, Groningen 1939. 4. Zie: W. A. P. Smit, Dichters der Reforma tie in de zestiende eeuw, 1939; K. Heero ma, Prot. poëzie, dl. en II. 5. Zieo.m. dr. L. van den Branden, Het stre ven naar verheerlijking, zuivering en op bouw van het Nederlands, Gent 1956, hoofdstuk V met name. 6. Oude editie dr. K. Kooiman, Nieuwe uit gave verzorgd door dr. W. J. H. Caron. 7. De spelling De Huybert/De Hubert komt beide voor. 8. Huygens ging in maart 1618 naar Zierik- zee om bij De Huybert iets van de rechts praktijk te leren (Zie Dagboek Huygens, ed. Unger, blz. 9). In De briefwisseling van C. Huygens (Rijks Geschiedk. Pub/., dl. XV), uitgege ven doorJ. Worp, blz. 18, noot 1staat de onjuiste mededeling a. dat De Hubert een professoraat in Leiden aangeboden kreeg en b. aan de Statenvertaling meewerkte. De relatie De Hubert/Huygens is overi gens onduidelijk. Hierover zal elders ge publiceerd worden. 9. Niet zoals in Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, dl. I, blz. 440 staat 1620. 10. De werken van Joost van den Vondel, W.B.-uitgave, dl. II, blz. 533 e.v., aante kening bij het citaat: hayligen toewijden afscheyd besluit. 11Geerardt Brandt, Leven van Vondel, ed. Verwijs, blz. 26. 12. Aantekeningen bij dit en andere citaten: taalschikkinge woordvolgorde 't saamvoeginge der woorden en naa- men de verbinding van werkw. en no mina, in moderne termen congruentie en woordorde. gevallen naamvallen. Ik wijs er en passant op dat Brandt hier letterlijk De Hubert citeert Men relati- vere dus zijn beschrijving. 13. Zie noot 8. Bovendien: Mr. B. F. W. von Brucken Fock en P. D. de Vos, Genealogie der Uitgestorvene familie De Huybert. Middelburg 1905. 14. Hiervoor en voor het volgende: G. A. van Es, De Protestantse psalmberijmingen, in: Geschiedenis van de Letterkunde van de Nederlanden, dl. Ill, blz. 188-242. 15. Dr. S. J. Lenselink, De Nederlandse Psal men van de Souter/iedekens tot Datheen, met hun voorgangers in Duitsland en Frankrijk. Assen 1959. 16. Waarschouwinge, van waarschuwen door opmerkzaam te maken iemand te laten opletten, (et. wb. De Vries). 17. Op blz. 77 van dr. H. M. Hermkens. In leiding tot het zeventiende eeuws, vindt men de (geraadpleegde) literatuur over de du-kwestie. 18. Smeeckelijke vleiende. 19. Gevo/gs werkwoordsuitgang. 20. De is een afkortingsteken, streepje op a in Vaderlads is een weglatingsteken voor de n. 21. Aantekeningen bij dit en het volgende citaat: toegedicteert opgedragen. geso/veert - letterlijk: betalen, versta hier: geantwoord, gereageerd. obsteert gratüiteyten een besluit verhindert verdere gunsten. 22. Aldus G. A. van Es, a.w. (zie noot 14), blz. 210. 23. Geciteerd wordt uit de ed. W. A. P. Smit, Proeven van teksten commentaar voor de uitgave van Hooftslyriek, dl. De Psalm berijmingen. Amsterdam 1961 De ontstaanstijd (persoonlijke omstan digheden) is relevant voor wat volgt t.a. v. Hoofts versie. Zie Zwaans commentaar, in Smit, a.w. 24. Pagninus, Italiaans dominicaan, p/m. 1500 (Lat. vertaling). Montanus, Span jaard (Lat. vertaling 1527). Zie Lexicon für Theologie und Kirche, VII, kolom 873 en dl. I, kolom 641De laatstgenoemde werkte mee aan de zogenaamde Po/y- glotte-bijbel, gedrukt bij Plantijn, in acht banden, cf. C. C. de Bruin, De Staten vertaling en zijn voorgangers, p. 240. 25. Dr. S. J. Lenselink, a.w. pag. 290 en 537 e.v. 26. cf. C. G. N. de Vooys en J. v. d. Bosch, Lett, leesboek, dl. I. - 27. Voor het volgende vooral: Dr. F. L. Zwaan, Uit de geschiedenis van de Ne derlandsche spraakkunst. Groningen 1939. 28. cf. Schönfelds Historische grammatica van het Nederlands, blz. 8. Ook: W. J. H. Caron, Klank en teken bij Erasmus en onze oudste grammatica, Groningen 1947, hierin hoofdstuk 5. 29. cf. W. Hellinga, Bijdragen tot de geschie denis van de Nederlandse taalcultuur, Arnhem 1968, hierin vooral blz. 102 e.v. 30. Zie noot 5. Ook: Dr. G. W. Dibbets, De benamingen van de woordsoorten in oude Nederland se grammatica's tot 1805. (Lêuv. Bijdr. 63e jrg. (1974), pag. 113-137). Men herkent in de naamvallen de verta ling van de Lat. casus: nominativus, ge- nitivus, dativus, accusativus, vocativus, en ablativus. 31Zie noot 30. Voor de buitenlandse gram matica's (onder veel meer): I. Micheal, English grammatica! categories and the tradition to 1800. Cambridge 1970. H. GUnz, Geschichte und Kritik der Lehre von der Satzgliedern in der deutsche Grama tik. Bern 1947. Bibliografie: P. D. de Vos, De vroedschap van Zierikzee van de tweede helft der 16e eeuw tot 1975. Mid delburg 1931. D. Nautae.a. De Statenvertaling 1637-1937. Haarlem 1937. Hierin: Hoofdstuk I en II, resp. D. Nauta, Geschiedenis van het ontstaan, en C. C. de Bruin, Invoering en ontvangst. J. J. van Toorenbergen - Philips van Marnix van St. A/degonde. Godsdienstige en kerke lijke geschriften, en III, 's Ha ge (1873- 1878). C. G. N. de Vooys, Verzamelde Taalk. Opstel len, dl. en III. Groningen 1947. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen. S. J. Lenselink, Na der hebreisscher waer- heyt. in. De nieuwe taalgids, 1968. (W.A.P. Smit-nummer, pag. 25-32). C. G. N. de Vooys, Geschiedenis van het Ne derlands. Groningen 1970 (5e dr.). Hoofd stuk V en VI. J. Reitsma en S. D. van Veen, Acta der Prov. en Part. Synoden (1892-99), II. T. Ruys jr. Petrus Dathenus, 1919 (diss.) F. Pijper, Jan Utenhove, 1883 (diss.) L. Knappeet, Marnix en zijn Psalmen. in: Marnix-gedenkboek, z.j., pag. 159-174. L. Knappeet, Marnix en zijn Psalmen, in: Marnix-gedenkboek, z.j., pag. 159-174.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 17