3|l 't hooft en de menselijke maat 70 liggen op kreekruggen in de oude eiland kernen, waar de mensen wel op de hoger gelegen gebieden moesten gaan wonen om zo weinig mogelijk last van het water te hebben. In de periode tot circa 1100 waren het veelal nog getijdegebieden. Als er nu drie of vier boerderijen in een kring stonden, had je nog wel geen gesloten cirkel, maar je had de mogelijkheid om bij vloed het vee op die open ruimte in het midden samen te brengen. In Saeftinge zie je dat de schapen bij eb naar de schor ren trekken en bij vloed weer naar de hogere gebieden. In Kenia zie je, dat de hutten van de veehouders in een kring staan, zodat het vee 's avonds in die cirkel bijeengedreven kan worden. De bewoning op de hoog gelegen kreekruggen in Zee land moet er zijn geweest vóór de bedij kingen. Toen er meer land op de zee gewonnen werd en er meer werd inge dijkt, verloor die middenruimte in de dor pen zijn functie. De indijkingen gebeurden in dezelfde periode, waarin zeer veel pa rochies gesticht en kerken gebouwd wer den. Waar kon dat beter dan op de open fuimte, die niet meer hoefde te dienen om het vee bijeen te brengen? Zou het niet zo kunnen zijn, dat die open ruimte in het hart van de dorpen een functie had vóór er een kerk op werd gebouwd? Het is opval lend, dat in andere dorpen en vooral in de steden, waar die open ruimte een functie had als markt, de kerken terzijde staan. Kijk naar Goes. Het zou kunnen zijn, dat Z,«r,L< de ring op de dorpen in de loop van de eeuwen door verdere bebouwing gesloten werd en dat geleidelijk aan de boerderijen naar de rand verdwenen en ambachtelijke bedrijven aan de ring kwamen te staan." Wat 't Hooft bijzonder interesseerde, was de menselijke maat, zowel wanneer het ging om dorpen in het landschap als wan neer het bijvoorbeeld boerderijen betrof. Over de dorpen: ,,Op de kruispun ten van de wegen zijn nederzettingen ont staan. Voor zover ze uitgegroeid zijn tot dorpen, liggen ze vijf kilometer uit elkaar. Dat is een redelijke afstand: één uur gaans en dus een half uur om de omringende akkers te bereiken. Van de duinen van Valkenisse of de Hoge Hil in Domburg ligt zo'n landschap als een landkaart voor ons. De schaal is één uur gaans van toren tot toren en drie, vier torens ver ligt de Lange Jan. Dat is net een dagreis heen en weer voor een wekelijks marktbezoek." En over de boerderijen in het landschap: ,,Bij de boerderijen herhaalt zich het boei ende proces van meten en tellen. De hoogte van de dakvoet van een schuur werd bepaald door de hoogte van de geladen oogstwagens, die naar binnen moesten rijden. Die hoogte werd op het land bepaald door de reikhoogte van de man met de riek, die de schoven opstak naar de man op de wagen. Die hoogte bepaalde weer de breedte, want het ge heel moest stabiel zijn, voldoende wend baar en door twee paarden van het hob belige land de dijk opgetrokken kunnen worden. Zo bepaalde de breedte van de wagen weer de breedte van de deel; vol doende speling om erin te rijden, maar wel binnen de reikwijdte van de riek blijven bij het lossen. De spanten, die nu in de weg staan, waren behalve een fraai construc tief geheel ook een hulpmiddel bij de be drijfsvoering. Ze gaven de stabiliteit aan de opgetaste oogst en men kon, staande op de horizontale liggers, ettelijke rieken omhoog tasten. In alles uitermate func tioneel. Maar het bleef binnen de mense lijke maten en fysieke mogelijkheden en zo werden schuren van soms veertig bij vijf tien meter nooit fabriekshallen, maar altijd harmonieus aan het landschap gebonden gebouwen." 5. De menselijke maat je hoort er veel over, tegenwoordig. Meestal gaat het over de leefbaarheid. Zeeland is nog zo leefbaar, heet het dan. En hoe komt dat? Men treft er de menselijke maat nog aan. Er is alom een sterke drang om die mense lijke maat te behouden. Dat is soms een zorgelijk streven in die plaatsen, waar men de menselijke maat van nature het duide lijkst aanwezig zou achten: ook al ziet men in Zeeland in kleinere plaatsen al jaren niet langer meer mensen vertrekken dan er komen wonen, in sommige kleinere dor pen dreigt de verschraling. Wéér een win kel dicht en wéér een gezin met drie kinderen verhuisd hoe moet dat straks met de school? Er is aan de andere kant ook een trek naar het land en in beide gevallen, bij dreigende verschraling zowel als bij toevloed van nieuwkomers is de reactie van gemeentebesturen gelijk: een bestemmingsplan maken, mogelijkheden geven om te bouwen. Maar ook dan kan de menselijke maat worden bedreigd, 't Hooft, in het Landschapsnummer van het Zeeuws Tijdschrift (1973): ,,AI met al heeft het dorp als woon- en voorzienings- gebied voor de directe omgeving geen be tekenis meer. Het uur gaans, dat we van de Hoge Hil zo prachtig kunnen overzien, vervult geen functie meer in ons samenle vingspatroon en daarmee is de natuurlijke samenhang tussen dorp en landschap in different geworden. Voor de dorpen in de recreatiegebieden is die indifferentie een sterke impuls. Drie, vier uur lopen van Zoutelande naar de donderdagse markt in Middelburg is nu drie, vier uur rijden van het Roergebied naar het weekend-huis

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 30