hans warren: kunst, mooie jongens, exotische romantiek en ornithologie
14
heid", en „banaal gebabbel", bijvoor
beeld om de eenvoudige reden dat een
gedicht reeds bij een eerste lezing kan
begrepen worden.
De redenering daarbij is de volgende:
a) waarde van het gedicht X
b) X aantal keren dat men het ge
dicht kan herlezen zonder het, ge
deeltelijk of (liefst) in zijn geheel, te
begrijpen.
Het zou me werkelijk te ver voeren om
de bundel Behalve linde, tamarinde en
banaan hier in zijn geheel te bespreken,
maar dat hij gespeend zou zijn van elk
raffinement, zoals Fokkema beweert,
lijkt me enkel houdbaar te zijn voor de
eerste cyclus ervan, „Kinderspelen" ge
titeld. De drie daaropvolgende cyclus
sen („De Melkweg", „Oosters", „Sper
ma en tranen"), plus de al eerder ver
melde gedichten „Vooraf" en „Achter
af", vind ik precies een toonbeeld van
raffinement.
Van éénzelfde gegeven (de homosek
suele liefde) wordt in bijna elk gedicht
een ander facet belicht, telkens door
middel van een relatie, met telkens een
andere jongen. Bovendien laat het ge
heel van relaties een indruk van een
zaamheid na.
Ik vind zoiets: raffinement.
En het zal wel aan mij liggen, maar ik
begrijp werkelijk niet dat Fokkema het
tegendeel kan beweren. Meer nog: ik
begrijp niet dat hij bundels als Betref
fende vogels en De O/ympos, waarvan
zeker de tweede een opmerkelijk werk
stuk mag worden genoemd, over het
hoofd ziet. Het lijkt me een flaggrante
miskenning van Warren, gestoeld op
onbegrip, onkunde of kwade trouw. Of
een combinatie van de drie. Misschien
had men bij Vrij Nederland beter een re
censent zónder Vijftigersparanoia ge
vraagd.
dat het eerste deel van zijn Geheim Dag
boek veel meer aandacht kreeg dan zijn
Verzamelde Gedichten.
Hans Warren heeft geen „plaats", hij is
in sterke mate klassiek te noemen en
toch hedendaags. Zijn poëzie is exo
tisch, on-nederlands, zijn voorbeelden
zijn slecht gekend, en zijn eigen werk
meestal nog minder.
Ikzelf vind zijn werk zeer ongelijk, met,
overdrijvend, een haastte verwaarlozen
aanloop tot en met Leeuw lente, maar
toenemend in kwaliteit daarna. Enkele
van de latere bundels verdienen meer
aandacht dan ze tot nu toe hebben ge
kregen, en het lijkt me onmogelijk om te
ontkennen dat Hans Warren een van de
beste „zuiver" erotische dichters van
het Nederlandse taalgebied is. Het ho
moseksuele karakter van zijn erotiek,
samengaand met een sober maar sterk
exotisme, maakt hem in mijn ogen
uniek, en als dichter onderschat.
DE POËZIE VAN HANS WARREN
1 Pastorale, 1 946
2 In memoriam Dr. Jac. P. Thijsse, 1 947
3 Eiland in de stroom, 1 951
4 Vijf in je oog, 1 954
5 Leeuw lente, 1 954
6 Saïd, 1957
7 Een roos van Jericho, 1 966
8 Tussen hybris en vergaan, 1972
9 Oorzaak en gevolg, 1 972 (verscheen niet afzonderlijk, maar als on
derdeel van Verzamelde Gedichten '41 -'71
1 0 Schetsen uit het Hongaarse volksleven, 1 972
1 1 De Olympos, 1 973
1 2 Herakles op de tweesprong, 1 974
1 3 Betreffende vogels, 1 974
14 't Zelve anders, 1 975
1 5 Winter in Pompéi, 1 975
1 6 Zeggen wat nooit iemand zei, 1 976
17 Behalve linde, tamarinde en banaan, 1978
1 8 Een otter in Americain, 1 978 (in Verzamelde Gedichten '41 -'81 op
genomen onder de titel De vondst in het wrak)
Warren en de kritiek
De houding van Fokkema is wel teke
nend voor die van de hele kritiek: er
heerst een grote onzekerheid, omdat
Warren niet zomaar een plaats in deze
of gene school en/of stroming kan wor
den gegeven. Het is dan ook opvallend