Zijn ouderen tot verhuizen bereid
Verhuisgeneigd?
Woning voor ouderen
Bejaardenhuis Buitenrust, Middelburg. Aanleunwoning. Bron: ZDC.
een woning met voorzieningen kiezen
liggen deze percentages nog hoger.
Van hen situeert 72% de woning in de
binnenstad. Degenen die kiezen voor
een trapwoning kiezen in meerderheid
voor de buitenwijk als ideale situering
voor hun woning. Bij de vrije keuze is
dat 57%, bij de beperkte keuze zelfs
60%.
Uit bovenstaande kunnen we
concluderen dat we aan de ideaal-
typering van woningen een
ideaalsituering kunnen toevoegen:
De trapwoning is de woning in de
buitenwijk, de traploze woning en de
woning met voorzieningen zijn idealiter
gesitueerd in de binnenstad.
Wat betekent nu de constatering dat
meer dan de helft van de ouderen in
het onderzoek als ideale woning juist
een ander woningtype kiest dan het
type waarin men nu woont, en dat
meer dan eenvijfde deel van de
ouderen die nu in de buitenwijken
woont de ideale woning situeert in de
binnenstad?
Dit betekent dat het grootste deel van
de ouderen in zekere zin verhuis
geneigd is. Er blijkt wel degelijk bij
ouderen een behoefte te bestaan om
over te gaan van de eengezinswoning
waar zij meestal al vele jaren wonen
naar een meer op hun huidige situatie
toegesneden woning. Een situatie
waarin de kinderen het huis binnenkort
zullen verlaten of al verlaten hebben.
Een situatie waarin zij het lopen van
trappen als lastig beginnen te ervaren.
Dat maar 10% van deze ouderen staat
ingeschreven als woningzoekend en
dat het maar in enkele gevallen op
redelijk korte termijn zal komen tot een
daadwerkelijke verhuizing, heeft
daarom meer te maken met een
gebrek aan ideale woningen op ideale
plekken, dan met de veronderstelde
sterke worteling - of negatief uitgedrukt
vastgeroestheid - van de kant van de
ouderen.
In ieder geval geldt dit dus niet voor
ouderen in de leeftijdscategorie van
56-65 jaar, de leeftijdsgroep van het
onderzoek.
Het blijkt dat ouderen wanneer ze in
een latere gezinsfase geraken, als de
kinderen uit huis gaan, de fase die
gezinssociologen wel aanduiden als
'de empty-nest fase', dat zij zich dan
wel degelijk op de woningmarkt gaan
oriënteren. Zeker wanneer zij
inschatten dat de huidige woning over
een aantal jaren niet meer zo geschikt
voor hen zal zijn.
De les die we daaruit kunnen leren is -
denk ik - dat we de woonwensen van
ouderen zeer serieus moeten nemen.
En zeker bij een huisvestingsbeleid
dat er op gericht is een zo groot
mogelijke doorstroming te bewerk
stelligen van mensen die in voor hen te
grote woningen wonen naar kleinere
meer op de omvang van hun huis
houden toegesneden woningen.
In de literatuur over de criteria waaraan
een woning moet voldoen om geschikt
te zijn voor bewoning door ouderen,
vinden we als belangrijk element een
traploze toegankelijkheid van de
woning en een gelijkvloerse ligging van
de belangrijkste ruimtes in die woning.
In het algemeen wordt als uitgangspunt
genomen dat ouderen zo lang mogelijk
zelfstandig moeten kunnen blijven
wonen in een voor hen veilige en
vertrouwde omgeving. Het overheids
beleid is hierop gericht èn ouderen
willen dit zelf. De woning en de
60