"Het Zeelandgevoel" (2) Wat ik nog weet Annie M. G. Schmidt Anna Maria Geertruida Schmidt, geboren te Kapelle (Zuid-Beveland) op 20 mei 1911 Annie M. G. Schmidt heeft na de HBS-a een bibliotheekopleiding gevolgd. Ze werd leeszaal assistente, deed documentatiewerk bij Het Parool, was daarna redactrice bij Het Parool. Behalve haar kinderboeken en kinderversjes schrijft zij cabaretteksten, radio- en TV-series en theater teksten. Veel van haar kinderboeken zijn vertaald in Duitsland, Engeland, Japan. Zweden, Denemarken, Finland, Frankrijk. Haar werk is vele malen bekroond. BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE Het schaap Veronica, kinderversjes, 1951 Dit is de spin Sebastiaan, kinderverhaaltjes en - versjes, 1951 Cabaretliedjes, 1952 Jip en Jan-ne-ke, kinderverhaaltjes, 1953 De familie Doorsnee, radioteksten, 1954 Huishoudpoëzie, gedichten. 1957 Dikkertje Dap, kinderversjes. 1961 Ja zuster, nee zuster, televisieteksten, 1967 Met man en muis, cabaret, 1968 En nu naar bed, musical, 1971 Madam, musical, 1981 (etc., etc.) Veel van haar kinderversjes zijn door allerlei componisten op muziek gezet en op grammofoon platen uitgebracht. Ook van haar cabaret-, radio- en TV-teksten bestaan talrijke grammofoonplaten. Gegevens ontleend aan: Ik hou van jou. Drieënnegentig auteurs van Querido-fotografisch, biografisch, bibliografisch. (Amsterdam 1982) Paard Onlangs las ik een stukje uit de autobiografie van Astrid Lindgren, de zweedse schrijfster van Pippi Langkous en vele andere prachtige kinderboeken. Ik las het niet zelf; het werd mij voor gelezen door een kennis die zei: Dit moet jou allemaal wel bekend voor komen. Het leven op het platteland, de boerenhof met koeien en lammetjes en gruttepap na een koude arresleetocht door het wijde landschap. En paarden, omgang met paarden! Kwam het me allemaal bekend voor? Ja, uit de boeken van Selma Lagerlöf, Nils Holgersson en Gösfa Berling en kerst verhalen, al die romantische rimram. Dat heb jij toch ook allemaal mee gemaakt in Zeeland? vroeg mijn voor lezeres. Ik moest even nadenken. Helemaal niet, zei ik met enig schuld gevoel. O nee? Kom nou. Zeeland, boerenland. Boerderijen. Wijd land schap. Dat herken je toch? Nee, zei ik. Nee? Hoe komt dat dan? Ik dacht weer even na en zei toen: Ik kwam nooit buiten. Dat was natuurlijk niet letterlijk waar. Maar wij waren stadsmensen, we spraken het dialect van de streek niet en we hadden geen enkele boodschap aan landschap. Het enige paard dat ik kende was het paard dat voor de lijkkoets liep. Soms stond de begrafenis stoet even stil voor ons huis. Dan ging ik naar het paard dat een zwarte jurk aan had. Ik had medelijden met het paard, maar het keek mij gelaten aan alsof het zeggen wou: It's all part of the job, you know. Nee, we waren geen buitenmensen, we waren huismussen. De pastorie was een burcht waarin we ons veilig waanden tegenover de barre wereld van landbouwers. Maar wacht, er was nog een paard dat ik kende. Het paard van de bode Paardekoper. De bode kwam langs met zijn wagen en bracht op verjaardagen taartjes uit Goes. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 4