"Het Zeelandgevoel" (2) Wat ik nog weet
Er was ook een Vrouw De Groene,
wisten we, de vrouw van de boer, maar
we kregen haar nooit te zien. Altijd
alleen de boer zeif en zijn twee dochters,
te midden van antieke Zeeuwse
meubelen. Vermoedelijk werd op
donderdagmiddag Vrouw De Groene in
de antieke theestoof gestopt met de
waarschuwing: denk er om, je geeft
geen kik anders ga je d'r an!
Want donderdag was visitedag voor de
notabelen. "De dominee, de dokter, de
notaris, drievoudig beeld van al wat
goed en waar is", dichtte Greshof
Snoep woonden in villa Pomona. Hij was
iets hoogs in het leger geweest,
niemand wist wat en hij droeg nog altijd
zijn uniform, niemand wist waarom.
De mensen in het dorp noemden hem
Ko Oorlog. En zij? Zij blanket zich, zei
mijn moeder afkeurend, daarmee aan
gevend dat de Snoeps niet echt tot de
notabelen gerekend konden worden.
Hun zoontje was er bij, die middag.
Een schattig jongetje in een matrozen
pakje, een paar jaar jonger dan ik.
Hij was erg verlegen, wilde geen
handjes geven, wilde geen speculaasje
aannemen en kroop onder de tafel,
matrozenkraagje onder de tafel van
daan. DAAR! riep hij en gaf het kind
een dreun. Natuurlijk nam Ko Oorlog
dit niet. Hij kefte woedend en daar
stonden twee notabelen tierend
tegenover elkaar. De dames
probeerden hen te sussen.
De oude boer bleef onverstoorbaar
zitten bij het haardvuur en zei geen
woord. Hoe de ruzie afliep weet ik niet,
want Marie, de oudste van de twee
dochters pakte zowel mij als het jongetje
bij de hand, zong een beetje, danste
een beetje en voerde ons zingend en
indertijd. En inderdaad waren dat de
echte notabelen van het dorp die zich
op donderdagmiddag verzamelden om
de ronde mahonietafel van boer De
Groene voor een kopje thee met een
besuikerd speculaasje. Voor een kind
een heel vervelende visite, maar toch
ging ik altijd gehoorzaam mee in de
hoop ook even naar buiten te mogen
om de kettinghond in z'n hok toe te
spreken.
Op zekere donderdagmiddag waren er
behalve mijn ouders maar twee
notabelen, die bovendien een beetje uit
de toon vielen. De heer en mevrouw
terwijl de grote mensen hun kabbelende
visitegesprek hielden. Ik had met het
jongetje te doen en kroop ook onder de
tafel om iets aardigs te zeggen en hem
te aaien. Maar toen gebeurde het.
Hij beet me heel hard in mijn hand.
Ik krijste en wilde opstaan. De ronde
mahonie tafel helde, kopjes thee en
koekschalen begonnen te glijden.
Het was een tumult van belang.
Huilend hief ik een bebloede vinger
omhoog en riep: Hij bijt!
Mijn vader werd rood. Hij bukte zich en
trok grommend het jongetje aan zijn
dansend naar buiten. Kom mee naar
't huisje, zei ze.
Op het erf vlakbij stond een rond draai
baar huisje. Dat was Marie's zonnehuis.
Ze had de tering, zoals dat toen nog
heette en in dat huisje moest ze dagen
liggen. Wij mochten erin, het jongetje
en ik.
En Marie bleef buiten en duwde en
duwde tot ze er ademloos mee op
moest houden. Een carrousel was het,
een draaimolen. We hadden het
geweldig met ons tweetjes daarbinnen.
En mijn vinger bloedde niet meer.
44