De geschiedenis van 750 jaar Vier Ambachten in vogelvlucht
In de loop van de volgende eeuw
stond het landschap regelmatig onder
grote druk. Overstromingen teisterden
het gebied en deze veroorzaakten
vaak tijdelijk of definitief landverlies.
Heel bekend zijn de overstromingen
tijdens het laatste kwart van de
veertiende (1375) en het eerste kwart
van de vijftiende eeuw (1404,1421
De Braakman kreeg een van zijn
eerste uitbreidingen, waarbij grote
stukken van het Boekhouterambacht in
de golven verdwenen. In 1488 en
volgende jaren voltrok zich in dit
gebied weer een ramp. Nu overstroom
den er vele duizenden gemeten
cultuurgrond door het doorbreken van
de sluis te Nieuwersluys. Deze sluis
lag in de oude landdijk, de Dijk van
Artois. Daardoor verdwenen niet alleen
grote gedeelten van het Boekhouter
en het Assenederambacht in zee, maar
ook het westelijk stuk van het
Axelambacht. Dit was aanleiding
genoeg maatregelen te nemen en
zodoende werd in 1494 de grote
Landdijk tussen Boekhoute en
Terneuzen aangelegd.
In de loop van de zestiende eeuw
werden nogmaals gebieden in de Vier
Ambachten aangetast door het zee
water. Een van die gebieden lag langs
de Honte in de parochie van Hontenisse
in Hulsterambacht. Hier verdwenen
opnieuw enkele duizende gemeten
cultuurgrond in zee. De zestiende
eeuw verwelkomde ook de herdijking
van vele gemeten cultuurgrond in het
Braakmangebied, zowel in het
noordelijk- als in het zuidelijk gedeelte.
Eveneens moesten de Vier Ambachten
in deze eeuw het hoofd bieden aan
twee geweldige stormvloeden in de
jaren 1530 en 1570. Bovendien
scheidde de Nieuwe Vaart van Gent
het Assenederambacht in een oostelijk
en in een westelijk gedeelte.
Nauwelijks hersteld van deze
rampen werden tussen 1583 en 1586
de zeedijken op een aantal strategisch
en daarmee kwetsbare punten op
zettelijk vernield. Dit gebeurde tijdens
de godsdienstoorlogen. Niet alleen de
oorlog, maar ook de enorme over
stromingen hebben het woongebied
van de Vier Ambachten voorgoed in
twee afzonderlijke stukken verdeeld.
Vanuit het Land van Saeftinghe vormde
zich een diepe stroomgeul in zuidelijke
richting, die dat gebied voorgoed deed
verdwijnen samen met het oostelijke
gedeelte van Hulsterambacht. Vanuit
het noordoostelijke punt (Kampen) in
Axelambacht en een punt even ten
oosten van Terneuzen ontstonden
twee stroomgeulen, die het volledige
noordgedeelte van Axelambacht deden
overstromen en het Kwartier van
Terneuzen tot eiland reduceerden.
Tenslotte deed de stroomgeul bij
Buucxgate even ten westen bij Axel in
de Landdijk een stromgeul ten zuiden
van Axel ontstaan, die het volledige
Axelambacht deed inunderen op de
stad Axel en enkele hoger gelegen
stukken rondom Zuiddorpe na. Hulst
was gedurende enkele jaren zelfs
maar met één enkele dijk met het
zuidelijk gelegen achterland
verbonden.
Tijdens de laatste tien jaar van de
zestiende eeuw werden rond Terneuzen
en Axel alweer een aantal polder
gebieden herdijkt. Het duurde echter
tot het Twaalfjarig Bestand (1609-1621)
voordat er weer op grote schaal polders
herdijkt konden worden. De herdijkingen
vonden plaats aan de oostzijde van
Hulsterambacht, ten westen van de
stad Hulst en rondom Sas van Gent.
In de loop van de volgende eeuw
werden in regelmatig tempo heel wat
verdronken polders herdijkt. Maar het
gebeurde ook, dat deze weer moed
willig werden prijsgegeven, doordat
tijdens oorlog de dijken opnieuw
werden doorgestoken. Een 'prachtig'
voorbeeld vormen in dit opzicht de
polders (Absdale en de Ferdinandus-
polder) ten zuidwesten van de stad
Hulst. Zij werden tijdens de verschil
lende Franse oorlogen soms tot
tweemaal toe doorgestoken.
De nieuwe polders kregen veelal
een geheel andere vorm en en opper
vlakte dan de oude polders. Velen
werden in de loop van de zeventiende
en achttiende eeuw om de verschillende
forten gelegd. Deze forten - nu bekend
als de fortenlinie - waren uiteraard
bedoeld als strategische punten in het
eertijds verdronken land, maar zijn nu
de nog duidelijk zichtbare relicten in
het landschap van vervlogen tijden, die
veelal alleen nog maar de belangstelling
van de toerist opwekken.
Vanaf medio zeventiende eeuw
werd het noordelijke stuk van
Axelambacht geleidelijk weer herdijkt,
waarbij men zelfs meer poldergebieden
op de Honte (Westerschelde) kon
herwinnen dan die welke in 1584
waren overstroomd. Tegen de Franse
Tijd was het zuidelijke stroomgeulen-
gebied alweer herdijkt. Tijdens de
negentiende eeuw werd het schorren-
gebied in het zuiden van het Land van
Saeftinghe systematisch herdijkt.
Tegelijkertijd en ook nog deze eeuw
werd het restant van het Braakman
gebied herdijkt. Begin negentiende
eeuw werd opnieuw een vaart aan
gelegd. Ditmaal ging het om het Kanaal
van Terneuzen naar Gent, dat opnieuw
het landschap in tweeën deelde.
Overzien we het huidige landschap
van de voormalige Vier Ambachten,
dan is er in feite een tweedeling.
Aan de ene kant hebben we nog grote
stukken van het oude laatmiddeleeuwse
landschap over. Dit vinden we vooral in
de ambachten van Assenede en
Boekhoute ten zuiden van de Landdijk
en ten noorden van Hulst tot aan
Perkpolder. Enkele uitzonderingen
daargelaten is het overige gebied der
Vier Ambachten een jong poldergebied.
De basis van het bestaan
Zoals we hiervoor al zeiden is een
belangrijk gedeelte van het gebied der
Vier Ambachten ingepolderd. Met name
de grote kloosterinstellingen hebben
daartoe een niet te onderschatten
bijdrage geleverd.
Zij exploiteerden hun nieuwe
polders eerst zelf door het inzetten van
lekenbroeders. De cisterciënzer abdij
Ter Duinen vormt hiervan een mooi
voorbeeld. De abdij had uitgestrekte
bezittingen in het noorden van Hulster
ambacht. Zij bouwde daar uithoven,
waarvan de belangrijkste het Hof ten
Zande (huidige Kloosterzande) was.
Tot ver in de dertiende eeuw liet zij
lekenbroeders het land bewerken en
ging pas in de loop van de veertiende
eeuw over tot het verpachten van het
landbezit. De dertiende eeuw is dan
ook de tijd van het ontstaan van de
grangriae, zoals we die nog bij
Lissewege en in Veurneambacht
aantreffen. De te Zande gevestigde
rentier (rentmeester) hield zich bezig
met het jaarlijks (of halfjaarlijks) innen
van de pachten en het onderhoud van
de zeedijken.
Andere abdijen volgden het voor
beeld van Ter Duinen of waren deze
daarin al voorgegaan. Een van die
kloosters was Boudelo met zijn uithof
te Lamswaarde/Ser Pauwelspolder in
Hulsterambacht of de abdij van
Marquette bij Wachtebeke.
61