De geschiedenis van 750 jaar Vier Ambachten in vogelvlucht
opnieuw. De Franse Tijd bracht de vier
weer tijdelijk onder een en hetzelfde
hoofdbestuur. Toch waren de twee
noordelijke en de twee zuidelijke
ambachten al zover uit elkaar gegroeid,
dat er gedurende de Franse en de
daarop volgende Hollandse periode
weinig meer te bespeuren was van het
oude gemeenschappelijke resentiment.
In 1830 werd het territoir van de
Vier Ambachten opnieuw onveilig
gemaakt door Vlaams-Waalse benden,
die zelfs het voormalig Nederlandse
deel voor de Belgische staat-in-wording
opeisten. Men voelde er in het
Nederlandse gedeelte weinig of niets
voor daarvan deel te gaan uitmaken.
De verbondenheid met het Oranje-huis
was daarvoor blijkbaar te groot. Voor
Asseneder- en Boehouterambacht lag
dit anders.
Aansluiting bij de Belgische staat
was niet meer dan een natuurlijke
zaak, de Hollandse Periode werd hier
zoals elders in Vlaanderen en Wallonië
toch meer gezien in het licht van een
nieuwe overheersing. De myhologi-
sering van de Bourgondische Gedachte,
die men vaak in 1815 kon horen, had
dus in 1830 in het gebied van de
voormalige Vier Ambachten geen
weerklank gevonden.
Staats-Vlaanderen, inmiddels
Zeeuwsch-Vlaanderen geworden, werd
opnieuw een perifiriek gebied binnen
de Nederlandse staat, waar het
dagelijks leven zijn normale tred
hernam. Boekhouter- en Asseneder-
ambacht maakten daarentegen kennis
met een nieuw soort overheersing:
verfransing van bestuur en samen
leving, een nieuw soort dirigisme vanuit
Brussel èn economische achteruitgang.
Bovendien was de Nederlands-
Belgische grens nu meer dan ooit
grens geworden, zeker tot 1839 toen
Willem I zich pas bij de feiten neerlegde.
De scheiding van beide gebieden
kwam ook nog een schrijnend naar
voren in 1914. Uit het Belgische gebied
vluchtten toen vele Belgen naar het
noorden, ook naar Oostelijk
Zeeuws-Vlaanderen. Dit vormde een
min of meer hernieuwde kennismaking
met elkaar, ook ditmaal weer onder
zeer bijzondere omstandigheden, al
moeten we daarbij direct opmerken,
dat bij die vluchtelingen overwegend
mensen uit de door de oorlog getroffen
gebieden zaten.
Ook in 1940 ontkwamen Boekhoute
en Assenderambacht niet aan de
repressie van de Duitse bezetter.
Deze keer deelde Oostelijk Zeeuws-
Vlaanderen hun lot. De Tweede
Wereldoorlog had alle schijn van een
ommekeer in de wederzijdse betrek
kingen door de oprichting van de
BENELUX, maar daarvan werd in de
gebieden in kwestie nauwelijks iets
gemerkt. Dit was wel het geval toen in
1957 te Rome de E.E.G. werd opgericht,
die een begin wilde maken met een vrij
verkeer van goederen, diensten en
arbeid binnen de aangesloten lidstaten.
Dat betekende dat de Nederlands-
Belgische grens langzamerhand
minder belangrijk werd.
Tot besluit
Helaas moeten we tot op de dag
van vandaag vaststellen, dat de land
grens in velerlei opzicht nog een
barièrre vormt. Er is inmiddels wel een
zeer intensief water- en wegtransport
over de grens ontstaan, maar dit heeft
weinig of niets te maken met het
gebied van de voormalige Vier
Ambachten, wel alles met de grotere
Belgische-, Franse- en Engelse
industrie- en havengebieden. Er is
inmiddels wel een goede wegverbinding
tussen Terneuzen/Axel en Zelzate,
maar dit overwegend winkelend en
weekendtoeristische publiek richt zijn
aandacht eerst en vooral op Gent en
snelt voorbij aan van de aantrekkings
kracht van Asseneder- en Boekhouter
ambacht. Andersom richten de
Vlamingen uit deze gebieden zich wel
meer op Axel en Hulst. Er zijn aan
weerszijden van de grens vele en zeer
uiteenlopende culturele en sportieve
verenigingen, maar nog te weinig
onderlinge contacten of uitwisselingen.
Er zijn aan weerszijden van de
landgrens groepen en organisaties, die
zich met de kwaliteit van ons leefmilieu
bezighouden, maar de coördinatie laat
nog veel te wensen over.
Dit is maar een willekeurige greep,
waarbij we aanleg van de Kanaaltunnel
tussen Engeland en Frankrijk en het
belang voor Rotterdam daarvan, dus
ook voor ons gebied nog buiten
beschouwing hebben gelaten.
Ook hebben we nog niet over een
eventuele vaste oeververbinding over
de Westerschelde bij Terneuzen of
elders gehad.
Het is opmerkelijk vast te stellen,
dat een gebied met een bijna 350 jaar
lange gemeenschappelijke geschiede
nis plots zo snel uiteen kon vallen en
kon groeien. Het is eigenlijk triest, dat
die scheiding tot in onze eeuw is blijven
voortduren. Het zou daarentegen zeer
verheugend zijn, wanneer in onze tijd
de traditie van de eerste 350 jaar op
een geheel eigen wijze, in een geheel
nieuw en groter kader en met fris élan
weer wordt voortgezet. Zevenhonderd
en vijftig jaar keure van de Vier
Ambachten en ca. 500 jaar
Graafjansdijk zouden daartoe wel eens
het begin kunnen zijn, dan pas kan de
grens in 1992 werkelijk vervallen.
BEKOPTE BIBLIOGRAFIE
P.J. Brand, De geschiedenis van Hulst, (Hulst
1972).
M.K.R. Gottschalk, De Vier Ambachten en het
Land van Saaftinge tijdens de Middeleeuwen,
(Assen 1984).
A.M.J. de Kraker, De overgang van Axel, een
herwaardering van de gebeurtenissen tussen
1565 en 1590, in: "Zeeuws Tijdschjrift", 5 (1986),
pp. 161-172.
Adrie de Kraker, Het grondbezit van de abdij Ter
Duinen en de exploitatie daarvan in Noordoost-
Vlaanderen tussen 1196 en 1645, in: 'De Duinen',
(1990), pp. 33-85.
E. de Reu, Historisch-geografisch onderzoek
betreffende de moergronden in de Vier
Ambachten, in: 'Jaarboek v.d. Oudheidkundige
Kring "De Vier Ambachten'", (1960/61), pp. 31-69.
J. Wesseling, De geschiedenis van Axel,
(Groningen 1966).
69