Boekbesprekingen
eventuele rechtzaken, kortom geeft en
vrij volledig en helder overzicht van
alles van alles wat er bij de kaapvaart
kwam kijken. Merkwaardigerwijze
vermeldt hij niet (of ik heb er overheen
gelezen) dat de kaapvaart pas in 1856
bij de Verklaring van Parijs werd
afgeschaft.
Het tweede deel van het boek,
"Nederlandse Kaapvaart en piraterij in
beeld" en samengesteld door
Prud'home van Reine bevat een soort
beredeneerde iconografie.
Beeldmateriaal over de Nederlandse
kaapvaart ligt niet voor het oprapen,
merkt de auteur voorzichtig op. Vele
archivalia zijn tijdens de laatste oorlog
in Middelburg en Vlissingen verloren
gegaan en zelfs in de bloeitijd van het
bedrijf lijkt er altijd meer belangstelling
te zijn geweest voor zeeslagen en
belangrijke admiraals, dan voor de
avonturiers, die alleen of gezamenlijk
op roof uitgingen. Misschien vond men
het toch niet zo'n achtenswaardig
bedrijf, al profiteerde men er dankbaar
van.
Ondanks deze moeilijkheden is de
auteur er in geslaagd een aardige en
instructieve collectie afbeeldingen
bijeen te brengen en die collectie
vervolgens te voorzien van een zeer
leesbaar commentaar, dat op bepaalde
punten het door van Oest in het eerste
deel vermelde aardig aanvult.
Prud'homme begint zijn uiteenzetting
met een afbeelding van Grote Pier en
Grote Wierd, twee geduchte Friezen uit
begin 1500 en toont tegelijkertijd het
slagzwaard, dat volgens de
overlevering door Grote Pier werd
gehanteerd. Het apparaat weegt
6.6 kilo en is 2,13 lang! Iemand, die
zo'n zwaard kan hanteren en er ook
nog mee kan lopen en zwaaien, moet
bepaald van formaat zijn geweest
zeker in die dagen toen de mensheid
gemiddeld een kop kleiner was dan de
mensheid van nu. Het aardige van
Prud'homme is dat hij het niet laat bij
een afbeelding met een bijschrift, maar
in zijn tekst allerlei wetenswaardigs
over het getoonde vermeldt.
Ik moet het bij deze summiere
aantekeningen laten, maar ik hoop een
indruk te hebben gegeven van dit
boekje dat een avond lees- en
kijkplezier garandeert en daarna bij
blijvende interesse voor piraterij en
kaapvaart nog vaak kan worden
geraadpleegd.
Grote Pier en Grote Wierd, twee Friese piraten in 1515.
behoefte had aan een marine,
probeerde deze op eigen gezag
opererende schepen onder zijn
controle te krijgen en vanuit hun basis
Embden boekten zij een succesje door
de restanten van het bij Heiligerlee
verslagen leger aan boord te nemen,
maar de Watergeuzen, zoals zij al
gauw werden genoemd, hadden zich
door hun rooftochten in de omgeving
niet populair gemaakt en die haven
werd verder voor hen gesloten. Ze
verdwenen toen in de richting van
Engeland en Noord-Frankrijk, maar
ook daar maakten zij zich op den duur
onmogelijk. Ze moesten leven van wat
ze buit maakten en wat ze op zee niet
konden vinden, zochten zij dan wel op
het land. Toen Philips II er bij de
Engelse regering op aandrong, dat zij
haar havens voor de Watergeuzen zou
sluiten, gaf deze na enige aarzeling
aan deze oproep gevolg en zo
verschenen op 1 april 1572 de
inmiddels van kaperbrieven voorziene
Watergeuzen voor den Briel met de
voor de opstand in de Nederlanden
verstrekkende gevolgen. Het optreden
van de Geuzen, vooral onder Lumey
(Ie Sanglier des Ardennes - het wilde
zwijn uit de Ardennen) was in vele
gevallen bepaald niet gelukkig en dat
zij na hun verdrijving uit Engeland
plotseling voor Den Briel verschenen
was meet toeval dan berekening, maar
wij profiteren er nog dagelijks van.
Van deze en andere zaken doet
van Oest ons degelijk verslag. Hij
noemt de oorlogen, waarin de
Nederlandse kaapvaart bloeide, hij
praat over het bedrijf en over de
reders, beschrijft hun schepen en de
bemanningsleden, behandelt
'landgangen en rantsoeneringen', de
waarde van de prijzen, de veilingen,
Jonker Willem Blois van Treslong.
73