en zelfs wanneer ze met een zwaar Straatsburgs accent spraken werden ze door de Japanners nog als zogenoem de Berghollanders versleten. Deshima kan dus met recht een multiculureel en multilinguaal eiland in het Japanse rijk worden genoemd. Voor hun contacten met de Japanners waren de Neder landers grotendeels afhankelijk van een tolkengilde dat uit 150 personen bestond. Het lidmaatschap was erfelijk. De tolken hadden hun eigen huis op Deshima vlak bij de waterpoort waar de goederen werden binnengebracht. Het gilde was onderverdeeld in acht rangen waarbinnen de Nederlanders vier hoofdcategorieën onderscheidden: leerlingtolk, ondertolk, tolk en oppertolk. Uit de Deshima Dagregisters blijkt dat een kleine groep oppertolken de informatie-uitwisseling tussen Nederlanders en Japanners controleerde en manipuleerde. Naast deze officiële contacten hadden de Nederlanders ook informele contacten met toeleveranciers en personeel, zoals koks, bedienden, bewakers, enzovoort die allen op de loonlijst van de VOC stonden. Het is geen overdrijving te zeggen dat een gedeelte van de bevolking van Nagasaki direct of indirect afhankelijk was van de VOC. Innig contact onderhielden de Nederlanders met de Japanse geishas of keesjes. Deze figureren nauwelijks in de voor de officiële doeleinden geschreven dagregisters terwijl ze toch een grote rol speelden in het dagelijkse leven van de VOC- ambtenaren voor wie de relatief vrije seksuele moraal in Japan wel een eye opener moet zijn geweest. Slechts in privé-correspondentie vangen wij een glimp op van deze vrouwen van de 'wilgenwereld'. Door hun lucratieve ver diensten werden de huisvrouwen van de Nederlanders invloedrijk in de samenleving van Nagasaki of elders in Japan. Dat kon ook omdat het beroep dat ze uitoefenden volstrekt respectabel was in de Japanse maatschappij. Het netwerk van deze dames wier kinderen dikwijls schreeu wend blauwe ogen hadden, is een van de vele onderwer pen die nog op gedegen onderzoek wachten. De jaarlijkse routine op de handelsfactorij werd bepaald door de aankomst van de schepen in het midden van augustus. De maanden september en oktober stonden in het teken van de actieve handel waarin de aangevoerde goederen zoals suiker en katoen werden verhandeld tegen koper en kampfer. De schepen vertrokken eind oktober. De periode tot februari stond in het teken van de voorbe- 19 Zeeuws Tijdschrift 2000/3

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2000 | | pagina 21