jaren werkloos en trad in die periode dikwijls op als getui
ge bij het passeren van akten bij de Nederlandse notaris.
Het is niet waarschijnlijk dat er veel meer over Reijnhouts
leven op Deshima boven water zal komen maar ongetwij
feld zal, wanneer er meer tijd aan onderzoek zou kunnen
worden besteed, nog materiaal over hem te vinden zijn
in het archief van het Ministerie van Koloniën.
Erected by Yatsuhashi
Veel intrigerender en zelfs uniek is de Japanse inscriptie
in de zijkant van de zerk die vertaald luidt: 'Opgericht door
Yatsuhashi uit de Ofujiya (een bordeel in Nagasaki) in het
derde jaar van Meiji, het Jaar van het Paard, de tweede
maand, de dertiende dag (13 februari 1870)'. De historicus
Brian Burke-Gaffney die in 1991 op de afdeling interna
tionale zaken van de stad Nagasaki werkte en belast was
met het onderzoek naar grafstenen van buitenlanders gaf
toen over die inscriptie (de steen was mij al bij mijn eerste
bezoek aan Nagasaki in 1990 opgevallen) de volgende ver
klaring: 'Nothing is known about his relationship with the
woman (Yatsuhashi) who erected his gravestone. Yatsuhashi
was a courtesan who worked in the brothel Ofujiya. As you
know, virtually all the intimate contact between European
men and Japanese women at this time took place in or
through the auspices of brothels. My guess is that Reijnhout
was one of Yatsuhashi's regular patrons and that he gave
her his savings when he died. She probably erected the
stone in thanks. This is not a very romantic interpretation,
but I think it is the most realistic.' Tot zover Burke-Gaffney,
een Brit die de toch wel bijzondere geste van het oprichten
van een grafsteen door een Japanse voor een Goesenaar
niet als zodanig ervoer.
Zo niet Rudy Kousbroek die in zijn recent verschenen
boek In de tijdmachine door Japan. De hofreis van het jaar
2000 een bladzijde voor onze Goesenaar inruimde. Hans
Keiler bracht in de gelijknamige documentaire de graf
steen van Reijnhout uitgebreid in beeld. Kousbroek had
zich tijdens een al eerder door hem ondernomen hofreis in
1972 verwonderd over wat er achter de Japanse inscriptie
stak. 'Was Janes (Janus) een zo vurig minnaar, en Yatsuhashi
zo aan hem verknocht, dat zij een monument voor hem
oprichtte toen hij stierf?' Kousbroek gokte erop dat
Reijnhout in het bordeel de liefdesdood was gestorven en
het bordeel zich daarom verplicht voelde zijn grafsteen te
bekostigen. Dat de Zeeuw in het bordeel bezweken zou
zijn, is pure speculatie en de eigenaar van het huis van
lichte zeden zal zich tot heel weinig verplicht hebben ge
voeld, dunkt mij. Het was in die tijd bepaald niet gebrui
kelijk dat er voor alle overledenen een grafsteen werd opge
richt en zeker niet voor buitenlandse klanten door Japanse
pooiers. Integendeel, alleen de aanzienlijken en rijken
konden zich grafstenen permitteren. Er zijn duizenden
Nederlandse matrozen op de schepen in het zicht van
Deshima gestorven in de tweehonderd jaar dat de factorij
operationeel was, maar vergeefs zal men zoeken naar hun
zerken. Zij zijn zonder veel ceremonie in de grond gestopt.
Hersenschudding?
Aanvullende informatie over Reijnhout vergaarde Kous
broek op zijn hofreis in 2000. Hij haalt een artikel uit de
Nagasaki Express van 29 januari 1870 aan waarin stond
dat 'Mr. Reinholt, the Deshima Constable' van een klip
was gevallen. De Nederlander L. van de Pol tekende daarbij
achter dit fait divers aan dat Reijnhout niet van een klip
gevallen was en vermaande de journalist dat hij makkelijk
achter de ware toedracht van Reijnhouts dood had kunnen
komen, die volgens Van de Pol algemeen bekend was.
Jammer genoeg voor ons verzuimde deze die ware toe
dracht even te melden. Ruimte voor Kousbroek die dan met
deze niet te volgen redenering op de proppen komt. 'Was
dat (de opmerking van Van de Pol) een - mislukte - poging
om de eer van Janus (sic) Reijnhout, zoals zijn werkelijke
naam luidde, te redden? In dat geval is de hypothese van
een liefdesdood in de armen van Yatsuhashi misschien
wel de juiste.' Het is mijns inziens noch een poging noch
een mislukte poging van Van de Pol de eer van Reijnhout
te redden. Het is slechts een terechtwijzing waarvan wij
nooit zullen weten waarop die sloeg. Evenmin onder
steunt de 'poging' de hypothese van Reijnhouts liefdes
dood in de armen van Yatsuhashi.
J.% '\u//HÏHïJf\\ f/f
27 Zeeuws Tijdschrift 2000/3