Links: Onthulling van het borstbeeld van Johannis de Rijke op 15 mei 2000 in Colijnsplaat. Rechtsboven: het Johannis de rijke
standbeeld in Nagoya. In Colijnsplaat zal binnenkort, op 5 december, eenzelfde standbeeld worden onthuld.
wijs kreeg. Escher vond zijn oude leermeester Lebret
bereid de kinderen op te vangen. Zo was de cirkel rond.
Juist toen zijn kinderen in de vertrouwde handen van
Lebret waren, diende zich een nieuwe tragedie aan. Zijn
vrouw Johanna, die al jaren ziek was, overleed in 1881 na een
kort maar pijnlijk ziekbed aan cholera. In 1885 hertrouw
de De Rijke met Maria Heclc, die hij tijdens verlof in Neder
land ontmoet had. De intelligente Maria was streng gelovig;
zij werd lid van de gereformeerde kerk en onderhield in
de jaren 1890 een correspondentie met Abraham Kuyper.
In huize De Rijke zullen stemmige lezingen uit de Schrift
dagelijke kost zijn geweest. Maar daarnaast hield Maria van
muziek en geregeld zette zij zich aan de piano, waarbij de
rest van het gezin meezong. Langzamerhand kon er wel een
klein koor worden gevormd, want uit het huwelijk met Maria
werden nog vijf kinderen geboren. De gezelligheid bleef wel
beperkt tot het gezinsleven, want Maria had een hekel aan
het uitgaansleven van Tokyo, waar het gezin woonde. Een
druk sociaal leven onderhield De Rijke toch al niet. Hij was
er de man niet naar om met veel mensen vertrouwelijk om
te gaan. Hij onderhield wel wat contacten met buitenlanders,
maar na 1880 werden buitenlandse deskundigen steeds min
der talrijk. Ook de meeste Nederlandse ingenieurs waren
toen vertrokken of overleden. Alleen met zijn collega A.T.L.
Rouwenhorst Mulder, die met grote energie allerlei haven
en kanaalprojecten aanpakte, had De Rijke zo nu en dan nog
contact. Toen Mulder in 1890 afscheid van Japan nam, bleef
De Rijke als enige Nederlandse ingenieur achter.
De Leeuw van Vlaanderen
Hoe geïsoleerd hij die jaren ook was, hij verlangde begrij
pelijkerwijs niet terug naar Nederland. Daar zou hij als
self-made man nooit dezelfde positie krijgen die hij in
Japan had opgebouwd. Maar zijn aanwezigheid in Japan
had langzamerhand ook veel aan glans verloren. Het
beviel Rijke niet dat er steeds meer Japanse ingenieurs
op verantwoordelijke posities kwamen. Hij was ervan over
tuigd dat tot in lengte van jaren Nederlandse waterbouw
kundige expertise in Japan nodig zou zijn. Naast dit onwrik
baar vasthouden aan de westerse superioriteit speelde in
deze opvatting zeker ook gevoelens van rancune mee. De
Rijke voelde zich uitgerangeerd en zocht een uitweg. In
1891 bood hij zijn diensten aan de Zuid-Afrikaanse rege
ring aan, maar die ging niet op de open sollicitatie in.
Hij bleef dus in Japan, maar door al deze teleurstellingen
verminderden zijn gedrevenheid en werkkracht. De hoge
Japanse onderscheiding die hem ten deel viel kon de bitte
re gevoelens maar weinig verzachten. Toen ook de aanleg
van de haven van Osaka aan zijn neus voorbij ging
wachtte hem weinig anders dan oefeningen in ledigheid.
Toch betekende zijn vertrek in 1903 niet het einde van
een grote en veelbewogen loopbaan. Want twee jaar later
kreeg hij een nieuwe uitnodiging, nu uit Shanghai. Hij
mocht daar de kanalisatie van de Whangpoo leiden, de vaar
weg die door de Chinese havenstad loopt. De bemoeienis
met de Whangpoo was al begonnen in 1875, toen De Rijke
met Escher op verzoek van de lokale westerse handelsge
meenschap een eerste plan had gemaakt voor een verbe
tering van deze vaarweg. Nu kon hij dan eindelijk weer
een groot project uitvoeren. De eerste jaren verliepen de
werkzaamheden volgens plan. Maar toen gooide een cor
ruptieaffaire met de aannemer - die twee opzichters had
omgekocht - roet in het eten. Daarna bleken de kosten van
het baggerwerk zo hoog te zijn opgelopen, dat hij na de
31 Zeeuws Tijdschrift 2000/3