Thorn Schrijer Woede voor Maartje Weinig aan de hand hier op de basalten rand tussen verzameld water en de argeloze polder, hoewel een westerstorm het Scheldewater rauw en groenig blauw omhoog stuwt tot bovenaan de dijk. Weinig aan de hand, de schuiven open in de kering en wie daar rekent heeft een hemeltergend groot gelijk, maar hier en daar leunt in de storm opnieuw die man, die moe als met een volle zandzak boven, verslag doet aan wie de nieuwe god is in zijn dorp, hoe hij nog vaak niet slapen kan van hoe het paard en het kind, zijn rauwe, machteloze handen, zijn twee oude buren al doder dan dood, de kou, de wind en het domme water en hoe zijn vrouw en hij niet met die boot, de schommelbeelden in zijn hoofd van wat er langsdreef later, een hoed om mee te trouwen met een lint, een deur met een emaille bordje keuken, een houten voederbak, een voosgeworden suikerbiet, Zijn witte woede van verdriet en hoe hij nooit iets durft beloven aan de kinderen van zijn andere kind. 22 BALLUSTRADA

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2003 | | pagina 40