mijn uitgangspunt historisch moest zijn, verdampte die overtuiging al snel toen ik later de ruwe neerslag van zijn relaas ging bewerken. Bepaalde fantastische aspecten van het vertelde kregen mijn voorkeur. Dat ging ten koste van de reële historische oorlogservarin gen die ik had willen beschrijven. Betekende deze ont wikkeling dat ik mijn afgeleide oorlogstrauma ver werkt had? Vermoedelijk wel, maar het blijft natuur lijk gissen over wat zich in de diepte afspeelt. Een andere conclusie moet zijn dat het luidruchtige begin van mijn leven er voor zorgde dat ik later nauwe lijks meer in staat was een traan om wat dan ook te laten. Dus kon ik de naoorlogse mammoetvrede redelijk evenwichtig en met droge ogen in het gezicht zien. II Ik zal de neerslag van het interview, het kernverhaal van mijn vaders oorlogsavonturen, niet prijsgeven. Alleen de meest fantastische en absurde gebeurtenis uit die tijd komt hier aan bod. Die moet symbool staan voor de chaos die er in het Grote Rijk van de Duisternis heerste. Hoe kon mijn vader deze ultieme ervaringen aan ons doorgeven? Al zijn verhalen waren per definitie ontoereikend om een licht te werpen op de vernederende en tegelijk opwindende dagen van eind 1944, begin 1945. Herhaalde hij zijn vertellingen daarom eindeloos? Het voorjaar van 1945. Plotseling bevinden mijn vader en zijn broers zich in het middelpunt van grote troepen bewegingen, zeg maar in het oog van een militaire tor nado. Na een geslaagde vluchtpoging in de omgeving van Bremen moeten ze zich een weg banen door beschietingen, mijnenvelden en vijandige steden en dorpen. Vluchtelingen uit heel Europa krioelen door elkaar. De oude wereld brandt. In deze totale anarchie is alles mogelijk. In een dorp waarvan ik de naam nooit heb horen noemen, ontdekken de broers bij een klein station een verlaten treinwagon. Ze breken een slot open en slepen alle vrachtgoederen naar buiten. Verzegelde dozen en kisten. De buit valt tegen: nylonkousen, paraplu's, damesondergoed en zelfs appels. Als laatste forceren ze een metalen kist. Deze blijkt stapels Nederlandse bankbiljetten te bevatten. Bekende brief jes van vijfentwintig en tien gulden, maar ook bruine, onbekende exemplaren van vijf gulden. De aanblik van al dat geld doet hun laatste rem mingen verdwijnen. Vanaf dat moment zijn ze onoverwinnelijk. Ze tellen meer dan honderdduizend gulden af, proppen het geld in hun gehavende plunje- zakken en komen op adem in het stationsgebouwtje. Om de spanning af te reageren gooien ze in de sta tionshal met stenen naar een portret van Hitier. Ook lezen ze de post door die achter een balie in zakken klaar ligt. Tot slot steken ze het gebouwtje in brand. De spullen verdelen ze de volgende dag onder de bevolking van het dorp. Vrouwen en kinderen laten ze in rijen aantreden op het enige perron. Daarna zak ken ze te voet of liftend af naar het zuiden. Ze zien er intussen uit als Mexicaanse bandieten: Spaanse laar zen (geroofd), leren jassen (geruild), baretten, lange haren, pistolen (van een Engelsman gekregen), hoofd kus, vlooien. Na een screening, ontluizing, en een kort gedwon gen verblijf in Eindhoven mogen ze terugkeren naar hun woonplaats Rotterdam. Met het geld kunnen ze weinig uitrichten. Er is nauwelijks iets te koop in de stad. Mijn zuinige vader besteedt duizenden guldens op kermissen en in danszalen. Ook koopt hij een paar schilderijen die hem maar matig bevallen. Als de grote naoorlogse geldzuivering onder leiding van minister van financiën Lieftinck ('Nederland lijkt op een lege winkel met een volle geldla...') op gang komt, laat mijn grootvader door een boekhouder op zijn werk uitrekenen wat hij in de loop van een arbeid zaam leven gespaard kan hebben. Dat bedrag, vijfen twintigduizend gulden, ruilt hij in voor onverdacht wit geld. De rest van de buit is dan al uitgegeven of uit angst voor verdachtmakingen verbrand. Wellicht om het fantastische element van dit ver haal naar een hoogtepunt te voeren, gebeurt er hierna het volgende. Mijn grootvader brengt het geld naar een bankfiliaal van Mees en Hope en krijgt in ruil bewijzen aan toonder. Terug thuis wil hij die demon stratief op tafel gooien, maar wat blijkt? De stukken zijn uit de binnenzak van zijn jas verdwenen. Vanzelfsprekend leidt dit voorval tot flink wat tumult in de familie. Wie spannen er samen tegen wie? Mijn vader zal later in zijn verhalen nooit uitge breid ingaan op een mogelijke samenzwering van zijn ouders, broers of zussen. Dit gegeven is te pijnlijk, te ondermijnend voor ons vertrouwen. Hoe kunnen zijn kinderen in een toekomst geloven, als ze eenmaal weten dat de grote oorlog niet alleen buiten maar ook binnen gezinnen uitgevochten werd? 16 Zeeuws Tijdschrift 2004/6-7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2004 | | pagina 18