Sluis en Hulst. Twee vermaarde vestingsteden, de een gekrompen tot ver binnen de eigen wallen, de ander uitgegroeid tot de op een na groot ste stad van Zeeuws-Vlaanderen. Het Vlaams kooptoerisme bloeit er al decennialang. Waarom zijn de Vlamingen zo verzot op deze steden? Waarom vinden ze Sluis en Hulst plezanter dan Brugge of Cent? Door Marcel Migo, fotografie Edwin Marlissa Door de grotere mobiliteit vanaf de jaren vijftig kwam het Vlaams kooptoerisme pas echt op gang. Busladingen vol Belgen overstroomden Sluis en Hulst. Eerst op zaterdagen maar nadat de winkeliers openstelling van hun neringen op zondag bevochten hadden - waarmee ze in Nederland een buitenbeen tje waren - ook op zondagen. In die periode waren veel dagelijkse boodschappen in Nederland veel goedkoper dan in Vlaanderen. Parallel daaraan was er een spectaculaire smokkelhandel. Die in boter was jarenlang veruit het meest lucratief. Andere populaire smokkelwaar was suiker, tabak, koffie, wol, dameskousen, handschoenen, koeien, kalveren, big gen, horloges, schoenen, zeep, waspoeder en fietsen. Aan de Nederlandse leant van de grens werden deze praktijken in een zeker romantisch daglicht bezien, 10 Zeeuws Tijdschrift 2006/1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2006 | | pagina 14