markiezen van Veere en de nissen en baldakijns die geschonden zijn en verweerd. Pas in 1885-86 vond een nieuwe restauratie plaats, waarbij het in dit geval mogelijk slechts ging om kleine, minder belangrijke ingrepen. Enige explicatie over de res tauratie wordt niet gegeven. Mogelijk dateren de armen die van een andere steensoort zijn gemaakt en met gips zijn vastgezet aan de originele steen, uit deze periode. Op verschillende foto's uit 1931 van de stadhuisbeelden op de gevel zijn deze armen namelijk duidelijk zichtbaar aanwezig zodat zij wel moeten dateren van daarvóór. In 1931 verkeerde het beeldhouwwerk zelfs in een deplorabele toestand [en waren] de baldakijnen nog slechts fragmentarisch aanwezig. Op foto's in het tijdschrift Ons Zeeland uit 1932 is dit goed zichtbaar. Door de Rijkscommissie voor de Monumen tenzorg werd besloten de originele beelden niet te kopiëren. De opvattingen van P.J.H. Cuypers, die de stadhuissculpturen van Middelburg had gekopieerd in de 'oorspronkelijke stijleenheid', werden nu als verouderd gezien. De Veerse stadhuisbeelden bleven, onder instigatie van Jan Kalf van de Rijkscommis sie, 'behouden', wat immers vóór 'vernieuwen' [lees: kopiëren] ging. Het 'behouden' onder Kalf hield in dat de originele beelden werden vervangen door nieuw gehakte exemplaren in een herkenbare eigentijdse vormgeving. De opdracht hiervoor werd gegund aan de genoemde beeldhouwer L.O. Wenckenbach. Uit de correspondentie over de gang van zaken wordt niet duidelijk welke eisen werden gesteld aan het nieuwe beeldhouwwerk en ook niet wat er met de originele sculpturen moest gebeuren. Ten slotte zijn tijdens het afhalen van de originele sculpturen uit de gevel zeer waarschijnlijk nog enkele delen van de beelden afgebroken. Uit het eerdergenoemde materiaal-technische onderzoek van het ene beeld van Wolfert van Bors- sele blijkt dat de verschillende gebroken en afgebro ken delen van de natuursteen zijn gelijmd met gips. Ontbrekende delen zoals plooivallen en lacunes in de sculpturen zijn plastisch aangevuld met gips. De verschillende ijzeren doken die daarbij zijn gebruikt, zijn nu sterk gecorrodeerd, met als gevolg dat het gips is gebarsten en afgebrokkeld. Na de gipsrestauratie is er duidelijk nog een laatste restauratieronde geweest, waarbij cementmortel werd gebruikt. Ook hierbij wer den veel onderdelen plastisch hersteld. Restauratievoorstellen Voor het behoud van de unieke sculpturenreeks van de stadhuisbeelden van Veere is het van belang de sculpturen te behandelen. De nu zeer fragiele, circa 170 centimeter hoge beelden moeten van hun sokkel worden genomen en de bijbehorende baldakijnen uit de muur gehaald. Microscopisch onderzoek zal uitwijzen of de originele stoffering, de polychrome afwerking en de plaatselijke vergulding, van de zeven beelden in kaart te brengen is. Analyses van de verfmaterialen kunnen veel vertellen over de materiële geschiedenis van de beelden. Als eerste is het echter nodig om de natuur steen te consolideren en plaatselijk te ontzouten. Daarnaast zal het afbrokkelende gips, waarop vaak cement zit, en het gecorrodeerde dokenmateriaal, vastzittend in de originele steen, dienen te worden verwijderd. De consequentie van deze ingrepen zal zijn dat er zeven, zeer verschillende en incomplete sculpturen overblijven. Vormreconstructie door mid del van op kleur gebrachte kalkmortel kan alleen worden toegepast waar de precieze inhoud en omvang van de lacune bekend zijn. Het is theoretisch ook mogelijk te besluiten tot een volledige completering van de sculpturen inclu sief plastische herstellingen. Hiertoe dient men dan wel te beschikken over direct vergelijkingsmateriaal, waarnaar, zoals eerder vermeld, onderzoek dient te worden verricht. Maar ook als er direct vergelijkings materiaal boven water komt, zal het de vraag blijven of de gevonden gegevens iets opleveren wat van belang is voor de, gedeeltelijke, completering van de zeven sculpturen. Een belangrijk uitgangspunt bij een completering van de stadhuisbeelden van Veere zal steeds dienen te zijn dat de reeks als ensemble leesbaar blijft en samenhang heeft. De restauratoren zullen hierbij, naast hun eigen specifieke expertise, veel stijlgevoel en kennis van vormgeving moeten hebben. Als niet wordt gekozen voor een completering, dan zal er moe ten worden gezocht naar een bevredigende manier om de sculpturen expositiegereed te maken. Welke keuze ook wordt gemaakt, met of zonder complete rende plastische herstellingen, elke keuze zal altijd verschillende consequenties hebben voor het 'zicht' van de stadhuisbeelden. Een geannoteerde versie van dit artikel is te downloaden via www.zeeuwstijdschrift.nl. 46 Ze euws Tijdschrift 2006/1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2006 | | pagina 50