kisten worden in het noorderportaal opgeborgen tot nader onderzoek, zodat verder gegaan kan worden met de afbraak van de tombe. De tombe bleek te bestaan uit een twee-steens muur van IJsselsteen bekleed met hardstenen en leistenen grafplaten met inscriptie. De bovenzijde was afgedekt met een grenenhouten balklaag en vloer bedekt met hardstenen vloertegels. De bovenste kisten waren steeds het best bewaard en hadden de onderste platgedrukt. Grote interesse Na de vondst werd de architect Hermanus van der Kloot-Meyburg meteen ingeseind. Op 14 januari komt hij polshoogte nemen samen met H. van der Schaft. Ruim een week later op 25 januari komt een nog zwaardere delegatie ook kijken naar de bijzondere vondst. Jonkheer van Nispen tot Sevenaer, directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, architect J. Bom, dr. H.J. Lammers prosector van het Anatomisch- embryologisch Laboratorium van de Rijksuniversiteit Leiden en P. Glazema historicus en secretaris van de Commissie voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Niet lang daarna maakte de mondarts Jansma uit Hilversum bekend dat Louis de Bils, familie van de Van Vrijberghe's, misschient een rol gespeeld had bij de mummificatie. De Bils had namelijk een balsemme thode uitgevonden waar Jansma onderzoek naar had gedaan. Later bleek bij het onderzoek evenwel dat de lichamen niet gebalsemd waren. Het kerkbestuur stond afwijzend tegen het onder zoek van de lichamelijke overblijfselen en wilde dat die zo snel mogelijk herbegraven werden. Burgemeester Van der Hoeven was echter een verklaard voorstan der van een gedegen onderzoek van de mummies. Er ontstond zelfs een flinke discussie over de zeggenschap van de lichamen. Kort na de vondst werden door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (rob) een aantal mummies overgebracht naar het labo ratorium in Leiden. De bouwkundig opzichter Reder adviseerde om daarvoor vijf kisten mee te nemen omdat enkele grafkisten in slechte staat waren. De burgemees ter was wel een voorstander van gedegen onderzoek maar wilde niet dat alle mummies naar Leiden gingen. Daarom bleven er ook een aantal in de kerk. ''t is gin kiekdoze' Vervolgens blijft het opvallend genoeg drie jaar stil rond de mummies. In februari 1950 vraagt de burgemeester aan de rob wat de stand van zaken is. Blijkbaar is de conditie van de drie achtergebleven mummies flink achteruit gegaan. Het waren drie 'gave' exemplaren van een man, vrouw en kind. De mummies in het Leidse laboratorium waren slechts oppervlakkig onderzocht. Nog steeds is dan niet duidelijk wie er zeggenschap heeft over de mummies. De burgemees ter en de kerkvoogdij blijven erover twisten. Zelfs de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen kan daar geen uitsluitsel op geven. In Leiden wisten ze niet wat ze met de mummies moesten aanvangen. Tentoonstellen net zoals de mummies in de kerk van Wieuwerd of wat? Die keuze was voor de Tholenaren echter niet zo moeilijk. Herbegraven was de bood schap. De kerkenraad stelde: 't is gin kiekdoze'. In de tussentijd had de bouw van een waterdichte kelder onder het noorderportaal waarin de overblijfse len moesten gaan rusten, een aanvang genomen. Deze kelder is in 1952 gereed gekomen, maar het zou nog geruime tijd in beslag nemen voordat de mummies er daadwerkelijk in zouden komen te liggen. In de kelder werden roestvrije stellingen geplaatst die tien kisten moesten kunnen bevatten. De overblijfselen zouden in luchtdichte zinken kisten worden herbegraven om zodoende verdere achteruitgang ervan zoveel mogelijk te beperken. In 1952 werd opdracht gegeven voor het vervaardigen van negen van zulke kisten. Zeven grote voor volwassenen en twee kleine. De kosten van het vervaardigen van de kelder en de kisten zouden uit het restauratiebudget betaald worden. De kerkvoogdij had immers door de kostbare restauratie geen financi- ele armslag meer voor een bijdrage. Leids onderzoek... Op woensdag 5 november 1952 werden ook de reste rende lijken vanuit de kerk overgebracht naar Leiden voor nader onderzoek. Daar aangekomen werden ze door professor A.G. de Wilde grondig onderzocht. Hij trok de conclusie dat de lijken snel verdroogd waren en van balsemen geen sprake was omdat resten van inwendige organen werden gevonden. Daarnaast waren in enkele kisten ook kledingstukken gevonden. Door De Wilde werden in totaal 15 stoffelijke over schotten onderzocht. Vijf vrouwen, drie meisjes, twee mannen, een jongen, drie baby's en een kind waarvan het geslacht niet vastgesteld kon worden. Een van de meest opvallende vondsten was het lichaam van een jong meisje waarvan het lijngewaad, waarin het was 36 Ze euws Tijdschrift 2016 4 gewikkeld, volledig bewaard was gebleven. Het hoofdje was bedekt door een linnen mutsje en in haar hand lag een bosje bloemen. Van wie waren nu de overblijfselen? De grafschrif ten gaven daar weliswaar aanwijzingen voor, maar ze bevatten slechts zes namen met overlijdensdatums over de periode 1678-1688. Van wie waren de overi ge lichamen? Zeker zijn we over het echtpaar Johan van Vrijberghe en Catharina Oysel en drie van hun kinderen, waarvan de namen op de tombe waren aangebracht. Dit echtpaar had echter nog acht kinde ren voortgebracht. Het is aannemelijk dat zij ook hun weg naar de kelder hebben gevonden. Er was nog een ander grafschrift, namelijk dat van een kleindochter, de eerste dochter van Levinus Jacobus van Vrijberghe en Catharina van Ackerlaken. Het is eveneens zeer aannemelijk dat dit echtpaar en hun kinderen in de ja ren tot 1705 in de grafkelder zijn bijgeplaatst. In totaal zouden we dan exact op 21 personen uitkomen. In januari 1954 staan er blijkbaar al geruime tijd zinken kisten gereed in de kerk om naar Leiden vervoerd te worden. Uiteindelijk blijkt de daadwerke lijke kisting pas op 23 november van dat jaar plaats te hebben gevonden in bijzijn van de voorzitter en secretaris van de kerkvoogdij. De mummies werden in de zinken kisten gelegd die vervolgens luchtdicht werden afgesloten. In 1957 schrijft de directeur van het Laboratorium Dankmeijer in een brief aan het college van burgemeester en wethouders dat de lijken weer in kisten in de grafkelder geplaatst zijn, maar dat een aantal losse beenstukken nog bewaard worden in het laboratorium van de universiteit. Of ze daar nu nog te vinden zijn? Vijftig jaar na de herbegrafenis werd door het kerkbestuur weer contact gezocht met het labora torium in Leiden om te zien of zij nog belangstelling hadden voor DNA-onderzoek op de mummies dat duidelijkheid zou kunnen brengen in het vraagstuk of het allemaal Van Vrijenberghe's waren. Er wordt al tien jaar op antwoord gewacht. bronnen Archief van nh kerk: dossier de mummies. Gemeentearchief Tholen, 1937-1971: dossier 1071: Onze Lieve Vrouwekerk. Archief van de Bouwkundig opzichter restauratiewerken aan toren en stadhuis in Tholen en Sint-Maartensdijk: opzichtersdagboeken. Krantenbankzeeland.nl, diverse artikelen uit De Eendrachtbode. T Meisje in lijngewaad met linnen mutsje en bosje bloemen. Foto: Gemeentearchief Tholen. 37 Zeeuws Tijdschrift 2016 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2016 | | pagina 19