keramist
Hans Westerweel
over zijn werk
'Ik ben een pottenbakker, uit Tholen', zo omschrijft Hans Westerweel zijn werk als
keramist. Onomwonden en down-to-earth. Geen hoogdravende artistieke pretentie,
geen excentrieke verschijning, geen onnodige mooimakerij. Zijn keramisch werk
is wat het is. En dat is vooral het ambachtelijke werk van een keramist die zijn vak
beheerst en daar met geduld en precisie over spreekt. Zoals een leraar het zijn
leerlingen uitlegt.
tekst Frits de Coninck
DOOR
MIJ
ONTSTAAT
IETS
Raku
Je zou kunnen zeggen dat Hans Westerweel heel
klassiek is opgeleid. Niet door naar een academie te
gaan, maar door zich als leergierige leerling te melden
bij een volleerde keramist en zo in de praktijk van
de werkplaats het ambacht te leren. Het oude leer-
ling-meestermodel dat bij de Middeleeuwse gilden zo
gewoon was en dat in Japan nog steeds zo bestaat. In
z977hij had een vaste baan in het onderwijsmeld
de hij zich bij een keramist in zijn woonplaats Tholen
en volgde daar een cursus pottenbakken. Vervolgens
trok hij in zijn vrije tijd naar Cornwall, Gent en
Toscane om bij andere meesters de techniek te vervol
maken. Het was in Toscane dat hij flinke stappen zette
in zijn opleiding tot keramist. Hij leerde er de stook-
technieken, de gewenste samenstelling van de klei,
een verfijnde vormgeving. Maar wat hij daar vooral
leerde, was de raku-techniek. En dat leverde hem me
teen ook een liefde voor Japan op die in zijn woorden
nog steeds doorklinkt. Hij drong dieper door in de ziel
van een goed gedraaide en gestookte pot. Dat is een
perfecte vorm die meer is dan een gewoon gebruiks
voorwerp, een vorm die precies is wat die moet zijn:
geen detail te veel, geen handeling te weinig. Dat is het
broze evenwicht dat Hans Westerweel bij uitstek vond
in raku, het oude Japanse keramiek dat in de theecere
monie een rituele rol speelt.
Hij werkt veel in raku, naast het conventionele
steengoed. Het meest karakteristieke kenmerk van
raku is het craquelé dat mogelijk gemaakt wordt door
de kom of de vaas na het stoken heel snel af te laten
koelen. Omdat de raku-gestookte kommen vooral
gebruikt werden (en worden) bij de theeceremonie,
bleven theeresten achter in de craquelure die daarmee
veel beter zichtbaar werd. Zo had elke Japanner zijn
eigen 'organische' theekom.
Hans Westerweel laat zijn aardewerk op andere
manier craqeleren. Hij haalt het geglazuurde stuk
met een lange grijptang uit de oven zodra die een
temperatuur van 1050 graden heeft bereikt. Het
roodgloeiende stuk zet hij in een bak met zaagsel dat
vlam vat. Door de snelle afkoeling gaat het glazuur
craqeleren en de rook van het ontbrandende zaagsel
trekt vervolgens in het minuscule craquelé dat net
zo zichtbaar wordt als door de thee in het Japanse
gebruik.
53 Zeeuws Tijdschrift 2016 4