VOOR DE JEUGD
jjkw
Een ongelukkige koningszoon
de twee dokters.
Ben je
nu
De Dauphin hoort dat zijn Moeder dood is.
Jantje-. „Moeder, de spiegel op mijn slaap
kamer is kapot."
Moeder„O, wat jammer! Hoe zal je
moeten zien, of je gezicht schoon is?"
Jantje: „0, dat is niet erg! Dat zie ik wel
aan mijn handdoek!"
waar hij zooveel van
dood veroordeeld was
hij had geteekend en
Het bezoek van
De geschiedenis van den Dauphin
van Frankrijk.
Onderwijzer: „Weet iemand van jullie mij
ook te zeggen, wat een optimist is?”
Dick: „Ja mijnheer. Dat is een jongen, die
lachend de klas binnenkomt als hij zijn les
niet kent!"
woonde. Daar, in die sombere vertrekken,
sloeg hij den knaap, liet hem honger lijden
en mishandelde hem nog op alle'' andere
mogelijke manieren. Dag en nacht deed hij
niets anders dan het kind kwellenden mar
telen. Hij doodde zijn lievelingskanarie en
nam zijn boeken en alle andere dingen,
waar de prins veel van hield, af.
Dag en nacht verlangde de arme Dau
phin naar nieuws van zijn moeder, maai
Simon wilde hem nooit iets van haar ver
tellen. Hij dwong hem echter zooveel wijn
te drinken, dat het arme kind niet meer
wist wat het zei of deed. Dan liet Simon
hem allerlei leelijke dingen zeggen over
zijn moeder en schreef die allemaal op.
Ten slotte deed die Simon iets héél ergs.
Op een dag, dat de knaap weer geheel
beneveld was door wijn, zoodat hij niet
wist wat hij deed, dwong Simon hem onder
aan het papier, waarop hij al het leelijks
had geschreven, dat de prins van zijn moe
der had gezegd, zijn naam te zetten.
Spoedig hierna werd de koningin uit
haar gevangenis gehaald en voor een
rechtbank gebracht, die haar veroordeelde
evenals men het haar man had gedaan.
Men vertelde haar, dat dit geschiedde om
al de leelijke dingen, die haar zoontje van
haar had verteld. Maar de koningin -wist
wel, dat het een samenzwering van haar
vijanden betrof en daarom nam zij het haar
zoontje natuurlijk niet kwalijk. Den vol
genden morgen werd zij naar het schavot
gevoerd en onthoofd.
Lodewijk, die natuurlijk niet meer wist,
wat hij had gedaan, stond dien morgen
juist vroeg op en kleedde zich haastig aan.
Direct daarop kwam er een man zijn cel
binnen, om den vloer te vegen. Lodewijk,
die erg zwak en ziek was, en die geen
trek had om te ontbijten, keek naar den
man, terwijl deze aan het vegen was. Op
eens zag hij, dat er tranen in zijn oogen
stonden.
„Waarom huil je?" vroeg hij.
zoo bedroefd om mij?"
Bij deze woorden ging de man wat
dichter naar den knaap toe en fluisterde
hem iets in zijn oor: het was de tijding,
dat ziin moeder, waar hij zooveel van
hield, dien morgen was onthoofd.
In het eerst was het arme kind natuur
lijk geheel verdwaasd door het wreede
nieuws. Toen hoorde hij, dat zijn moeder,
had gehouden, ter
door het papier, dat
waarop die Simon
alles had geschreven, wat hij, als hij dron
ken was gevoerd, had gezegd.
Toen brak zijn hart bijna van verdriet.
Als een boete, omdat hij zijn tong had
toegestaan kwaad van zijn moeder te spre
ken, zei hij, zooals men vertelt, voortaan
bijna niets meer.
Na deze laatste en wreedste beproeving,
kwijnde de knaap letterlijk weg in zijn
ellendige gevangenis. Hij werd meer dan
ooit verwaarloosd en nam nergens meer
notitie van.
Hij woonde nu niet meer bij Simon,
maar zat geheel alleen opgesloten in een
kleine cel. Het eenige, wat hij nog graag
deed, was kasteelen bouwen van kaarten.
Twee soldaten bewaakten zijn deur,
maar zij zeiden nooit iets tegen hem; een
kruik water en een stuk brood werd hem
zonder meer toegestoken. Zijn cel werd
nooit schoongemaakt, zijn bed nimmer ver
schoond en schoone kleeren kreeg hij
evenmin.
Ten laatste werd hij zoo zwak, dat hij
niet meer de kracht bezat zijn bed op te
maken of zijn kruik op te tillen. Dag en
nacht bleef hij op zijn bed liggen; alleen,
zonder iemand, die hem een vriendelijk
woord toesprak of hem troostte of hielp.
En eigenlijk lag hij zoo te sterven.
Eindelijk kwamen er twee dokters om
naar hem te kijken en een van hen was
vreeselijk kwaad over de manier waarop
men het kind had behandeld. Maar toen
hij hem vertelde, dat hij voortaan in den
tuin mocht wandelen, schudde Lodewijk
slechts zijn hoofd; hij had zoo lang in zijn
donkere cel geleefd, dat hij niet meer gaf
om de bloemen, waarvan hij eens zoo veel
gehouden had.
Het eenige, waarnaar hij verlangde, was
te mogen sterven, om op die manier uit zijn
gevangenis en van zijn wreede vijanden
verlost te worden en naar zijn moeder te
kunnen gaan, waar hij zooveel van hield.
Men vertelt, dat zijn wensch spoedig
vervuld werd. Maar niemand weet, wat er
eigenlijk precies van hem geworden is. Lo
dewijk XVII, Dauphin en Koning van
Frankrijk, ligt in een onbekend graf.
(Slot)
TT en slotte kreeg de koning op een
morgen bevel voor een rechtbank
te verschijnen om gehoord te wor
den. Voordat de avond viel, was hij ver
oordeeld om den volgenden morgen te wor
den onthoofd.
Toen hij weer naar zijn gevangenis was
teruggebracht en het vreeselijke nieuws
aan zijn vrouw en kinderen ter oore kwam,
was hun verdriet natuurlijk groot. Twee
uur lang bleven zij bij elkaar en deden
niets anders dan weenen. Zij konden el
kaar niet verlaten; ten slotte beloofde de
koning, dat hij hen den volgenden morgen
zou komen bezoeken, voordat hij sterven
ging-
Toen de morgen kwam, meende de ko
ning terecht, dat het beter was zijn fami
lie een tweede afscheid te besparen. Hij
liet een ring achter voor zijn vrouw en
brieven voor allemaal, waarin hij schreef,
hoeveel hij van hen hield. Toen ging hij
naar het schavot zonder hen meer te heb
ben gezien. Het geroffel van de trommels
vertelde de koningin en den armen kinde
ren eerst, dat de koning dood was.
Spoedig na zijn dood werden zij door
een anderen slag getroffen. De Dauphin
werd bij zijn moeder vandaan gehaald en
hun verdriet bij het afscheid was zóó groot,
dat zelfs de gevangenbewaarders begonnen
te huilen, toen zij hun smart zagen.
Indien hij ouder was geweest, zou de
Dauphin stellig evenals zijn vader ont
hoofd zijn geworden, maar wat zij nu te
genover hem deden, was nog vèèl wreeder.
Zij deden hem in den kost bij een zeer on-
vriendelijken en zwijgzamen man, die
Simon heette.
Simon nam de knaap met zich mee en
veroorloofde hem niet om buiten de twee
smerige kamers te komen, waarin hij
K
I-
O