5 I OM HOOGEN INZET. Li I Vrij naar het Engelsch door L. D. v. P. wrr*l Ikiïnl keek de DE KLEINE „KOM" MET DEN WATERTOREN TE VLISSINGEN. en Patricia schok, dat de graaf eenigen Van je, keek de eerste F n en onze positie in van dat meisje, dan kunnen aan onze schoone droomen Den volgenden morgen was meer zoo zenuwachtig en sprak niet meer zoo sterk. Nadat hij ont beten had zond hij om Gluber; maar deze was reeds uitgegaan Laat in den namiddag verscheen hij in het hotel. Er was een zonderlinge, bijna vertwij felde uitdrukking op zijn gezicht te lezen. Kellner ontving hem oogenblikkelijk en alleen. „En," riep de graaf uit, zoodra hij Gluber zag, „wat voor nieuws breng je?” „U bedoelt van haar?” vroeg Gluber aar zelend. „Ja, natuurlijk van haar." „Ze is verdwenen!" zei Gluber verslagen. „Verdwenen? Waarheen?” stotterde de graaf één en al verbazing. Gluber haalde zijn schouders op en spreid de zijn handen op de tafel voor hem uit. „Dat is wat Bernard Cannister zich óók afvraagt, graaf," zei hij „En.wat heel Friars- gate zich afvraagt. Maar niemand kan er antwoord op geven Niemand weet het!" „Maar we.kunnen we hem dat wel ver tellen, Gluber?” Verwonderd keek Gluber den graaf in de oogen. „Graaf,” antwoordde hij toen langzaam, „indien onze toekomst Valacia afhangt we wel vaarwel zeggen. „Wat bedoel je daarmee?" vroeg Kellner. „Precies wat ik zeg Als dat meisje een pion in het spel is, en we weten niet waar ze is, hoe kunnen we dan zeker zijn van de toekomst?" ooren. Lydia moest onwillekeurig lachen, toen zij Patricia deze voorbereidingen zag treffen. „Werkelijk, Pat,” zei ze, „je kunt de man nen prachtig imiteeren! Indien ik je niet zoo erg goed kende, zou ik je waarachtig voor je broer houden!" „Ik wou, dat ik een broer had,” lachte Pat. „Maar kom, laat me even uit als je wilt, want ik moet noodig weg. Het is al over tie nen en oom Bernard zal zich ongerust maken als ik nog langer wegblijf. En dat zou ik niet graag willen. Ik vraag me zoo dikwijls af, wat er wel van me zou zijn geworden, als ik dien ouden goeierd niet had gehad! Toch, werkelijk, zou ik wel eens willen weten, wie ik nu eigenlijk ben. Ik mag echter niet onte vreden zijn, want ik heb het best getroffen en ik had evengoed in een of ander gesticht terecht kunnen komenMaar ik moet nu werkelijk weg!” Een paar seconden later hoorde zij de huisdeur van de woning van haar vriendin achter zich dichtslaan „Ik hoop maar, dat ze goed thuiskomt," zei Lydia in zichzelf, toen ze weer in haar gezellige kamer terug was. Zij vermoedde niet en kón natuurlijk niet vermoeden, welke avonturen Patricia tegemoet ging.... Onderweg keek Patricia tevergeefs naar een taxi uit. Er passeerden haar voldoende auto’s, maar geen was er vrij. Daarom be sloot ze maar verder te loopen. Op den hoek van een straat stond een vigilante. De koet sier was nauwelijks zichtbaar op zijn bok, zoo zwaar was de mist geworden. „Een rijtuig, mijnheer?" hoorde Patricia op eens. De man klom van zijn koetsje herinnerde zich plotseling met een zij eenman was „Ik moet naar Friarsgate, weet je waar dat is?" vroeg ze, terwijl ze het magere paard, dat bijna een skelet geleek, wantrouwend gadesloeg. „Niet heel precies, mijnheer," antwoordde de koetsier schor, .maar ik heb mijn leven lang in Londen rondgereden, zoodat ik wel durf zeggen, het te zullen vinden. Ik zal u in ieder geval wel goed terechtbrengen, al is het dan misschien niet langs den kortsten weg." HOOFDSTUK III. Uit in den mist. Lydia Vernon deed het gordijn weer dicht voor het raam. Ze had naar buiten gekeken, maar niets anders kunnen ontwaren dan een grijzen, dikken sluier, die als het ware van uit den hemel tot op de aarde neerhing. Zelfs de huizen aan den overkant waren door den dikken mist totaal onzichtbaar. Ze keerde weer terug naar haar stoel bij den haard en zei: „Werkelijk, Pat, het is vreeselijk mistig. Ik voor mij vind, dat je het niet moogt wa gen om vanavond nog naar huis te gaan. Waarom blijf je niet hier slapen?" Patricia, die in haar matrozencostuum met de handen in haar zakken tegenover haar vriendin stond, haalde haar schouders op. gewichtig Een glimlach krulde haar lippen. „Maar Lydia, denk toch eens een oogen- blik na! Het is heel vriendelijk en zorgzaam j om te willen, dat ik hier blijf, nu het zoo erg mist, maar hoe kan ik morgenochtend op klaarlichten dag in dit matrozenpak naar huis gaan? De menschen in de buurt zouden een zwakkeling ge- mij natuurlijk herkennen en ze zouden er i dat meisje te spa- heel gauw bij zijn om het aan oom Bernard te vertellen. Wat een schandaal zou dat niet geven in Friarsgate. en wat zou oom er wel niet van zeggen, dat ik me zóó heb aange- 0 KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. In de hoofdstad van het koninkrijk Valacia is een revo lutie uitgebroken. Bij de bestorming van het paleis worden de koning en koningin gedood. Hun eenig kind, de kroonprinses, een baby van eenige weken, is door haar Engelsche verpleegster Miss Wentworth volgens een vooraf met de koningin overlegd plan, nog bijtijds over de grens gebracht. Jaren later. Prins Karri van Ostrovo, die aanspraak maakt op den troon van Valacia, en zijn rechterhand Kellner ont moetten in een boekwinkel in Londen een meisje, dat sprekend gelijkt op de vermoorde koningin van Valacia. Zij wordt grootgebracht bij Bernard Cannister. De Prins en Kellner zijn door de sprekende gelijkenis zeer ontdaan en besluiten een onderzoek naar haar in te stellen. Als de beide heeren vertrokken zijn, weet Patricia haar pleegvader Cannister te overhalen haar aan het tooneel te laten gaan. Ze verkleedt zich als matroos en gaat zoo naar haar vriendin Lydia. Prins Karri en Kellner hebben Gluber, hun agent, opge dragen een onderzoek naar Patricia Cannister in te stellen. Hij vertelt hun, dat Cannister haar twintig jaar geleden na een spoorwegongeluk heeft meegenomen naar huis. Van de Engelsche verpleegster, die bij haar was en die bij het ongeluk om het leven kwam, heeft nooit iemand meer iets gehoord. Daar de Prins in haar een tegenstandster ziet, raadt Kellner aan haar uit den weg te ruimen. Dit wil de Prins evenwel niet, oen de prins en tijd alleen waren, plotseling op. „Kellner!” zei hij nerveus, „heb ik onver- standig gedaan? Ben ik een zwakkeling ge- mij natuurlijk herkennen weest door het leven van dat meisje te spa- heel gauw bij zijn om het ren? Per slot van rekening is zij niet meer te vertellen. Wat een schandaal dan een schaduw op mijn weg naar den troon en als de troon mijn deel wordt, zal ook hertogin Theresa de mijne worden, ter- steld door als matroos verkleed uit te gaan?" van mi zal willen weten, zoo- Ze begon hard te lachen nu ze dacht aan de opschudding, die er door haar daad te weeg zou worden gebracht. „Kun je morgenochtend niet iets van mij aantrekken? Neen, hè? We schelen te veel, niet? Ik ben zooveel kleiner dan jij. Mijn jurken komen jou niet eens tot aan je wijl zij niets van mi' zal willen weten, zoo lang ik niets ander» ben dan een prins uit het huis van Ostrovo. Ben ik werkelijk te zwak geweest, Kellner?" Zijn stem trilde en hij plukte zenuwachtig aan het kleine snor retje, dat zijn bovenlip sierde. „Hoogheid, laat de zaak rusten tot mor- genochtend," antwoordde de graaf. „Dan zult knieën," zei Lydia spijtig, u beter een beslissing kunnen nemen!" „Je ziet het, beste, er zit niets anders voor mij op, dan door den mist naar huis te de prins niet gaan. Maar komaan, het is zoo erg niet als ook zijn geweten het lijkt, wanneer je er maar eenmaal in bent!" Met deze woorden liep ze op den spiegel toe, zette den kraag van haar jekker hoog op en trok de muts bijna over haar *”T--

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 2