bi
E
c
den
keek
was. Onze geweren lagen
de inboorlingen waren
i
M
Eindelijk gaf Mooney mij het teeken,
dat alles gereed
op den grond en
avontuur;
speelden.
Ik ontbood het hoofd der inboorlingen
bij mij.
„Mani," zeide ik, „kun jij mij zes man
met werpspiesen verschaffen? Zij moeten
behulpzaam zijn op een leeuwenjacht."
De neger grinnikte. Hij was wel een
hoofd grooter dan ik, had lange spichtige
beenen en breede schouders. Behalve een
schort en een stuk huid van een of ander
roofdier, dat hij om zijn hals droeg, was
hij geheel naakt.
„Het kan wel, massa, als er goed voor
betaald wordt," antwoordde hij minzaam.
Nadat wij het over de belooning waren
eens geworden, richtten wij onzen troep
af en begaven ons in noordelijke richting
op pad. Geleidelijk werd de afstand
tusschen de kreupelboschjes op de vlakte
steeds grooter, zoodat deze weinig be
scherming voor de leeuwen boden. Na een
marsch van enkele dagen bereikten wij
een put met zilt water. Voor ons uit lie-
Het beloofde werkelijk spannend te
worden; zulk een avontuur was lang geen
alledaagsche gebeurtenis!
De duisternis was ingevallen, voordat
wij gelegenheid hadden gehad, het toe
stel voor de opname bovenop de kooi te
plaatsen. Daar moesten we dus mee
wachten tot den volgenden dag, wanneer
de leeuw gevangen zou zijn. Het eerste
wat ik hoorde, toen ik 's morgens mijn
hoofd uit den klamboe stak, was het ver
schrikkelijk gebrul van het in den val
geloopen dier. Woedend sprong hij naar
alle kanten tegen de dikke boomstammen
op, die hem gevangen hielden.
Nu werd het tijd het toestel boven op
de kooi te plaatsen en alles voor het
groote gebeuren in gereedheid te brengen.
Ik besloot het apparaat zooveel moge
lijk aan de voorzijde van het dak te zet
ten, om zoodoende het werk te vergemak
kelijken. De zwarte krijgslieden moesten
op ongeveer vijftig meter afstand in een
halven cirkel gaan staan en zoo het roof
dier, wanneer het uit zijn gevangenis zou
komen, aanvallen en met hun lansen doo-
den. Om nog zekerder van een bevredi
gend resultaat te zijn, gebood ik eenigen
zwarten zich aan de overzijde op te stel
len, die moesten schreeruwen en gesticu-
leeren en het dier in het nauw jagen, als
het kun kant op kwam. Ik klom boven op
de kooi om het toestel in orde te brengen;
onder mij brulde de leeuw.op vervaarlijke
wijze.
Plotseling scheen hij mijn tegenwoor
digheid te bemerken; hij sprong tegen de
planken van het dak en begon er met zijn
sterke klauwen aan te rukken. Dat was
een onvoorziene gebeurtenis!
Mijn beenen trilden en ik gevoelde reeds
een der scherpe klauwen, die hij tusschen
twee balken had gestoken, aan mijn
schoenzool. Ontsteld sprongen de inboor
lingen, die nog om mij heen hadden ge
staan, vlug achterwaarts, wierpen mijn
primitieve ladder omver en lieten mij aan
mijn lot over, terwijl de leeuw zijn spron
gen voortzette en ook mij noodzaakte te
dansen, alsof ik op gloeiende staven stond.
King scheen als aan den grond gena
geld en keek me vol verbazing met open
mond aan.
„In 's hemels naam, breng mij gras en
bladeren; het doet er niet tot wat!" riep
ik hun toe. Ik maakte de dolste bewegin
gen van. den eenen balk op den anderen,
terwijl het dier tegen mijn voeten sprong.
Een oogenblik kwam de ontzettende ge
dachte in mij op, dat het dak kon instor
ten; maar toen ik Mooney met zijn ge
weer onder den arm zag, bedaarde mijn
angst. Hij is de kalmste mensch, dien ik
ken.
Toen ik nogmaals om het verlangde riep,
zette hij zijn geweer neer en spoorde de
negers aan gras, bladeren en kleine takjes
te zoeken, die hij mij toereikte. Weldra
had ik er zoodanig het dak mee bedekt,
dat de leeuw mij niet meer kon zien en
zijn luchtsprongen staakte.
EEN OPZIENBARE JACHT.
Ik was er ten volle van overtuigd, dat
1 het een gevaarlijk stukje werk was,
hetwelk Mooney en ik met behulp
van eenige inlandsche jagers van plan
waren te ondernemen. Wij wilden een
opname voor de film maken, een opname
van de jacht op volwassen leeuwen door
inboorlingen.
Mooney was mijn vriend; doch daar
mij voor dit experiment twee personen
niet voldoende leken, verzochten wij
King, een even goed jager als wij, ons te
vergezellen.
„Dat is een uiterst gevaarlijke onder
neming, weten jelui dat wel?” protesteer
de hij. „En hoe wil je den leeuw en de
inboorlingen samen brengen om het resul
taat te krijgen, dat je wenscht?"
„O, laat dat maar aan mij over," zei
ik overmoedig; „we zullen den leeuw
eerst in een kooi verschalken."
Tot laat in den nacht bespraken wij de
zaak, het voor en het tegen overwegend
en hoewel geen van ons bijzonder enthou
siast was, leek het ons toch een prachtig
als wij het tenminste klaar-
pen twee zebra's, die, toen zij ons bemerk
ten, luid hinnikten en op de vlucht gingen.
„Hier zijn wij op de plaats onzer be
stemming,” zeide ik tot Mooney.
Ik riep onze zwarte krijgsmakkers, die
uiterst nieuwsgierig naderden. Hun naakte
lichamen glommen van het zweet.
„Morgen, bij het aanbreken van
dag, zal ons werk een aanvang nemen,”
sprak ik tot hen. „Wij zullen dan hout
bijeen garen voor onze leeuwenwoning en
dat hier bij den put brengen om er een
tijdelijke verblijfplaats voor den woudko-
ning van te bouwen.”
Het kostte ons twee dagen van inge
spannen arbeid eer de kooi gereed was.
Nu werd de val opgesteld door middel
van een touw boven de kooi. Het eind van
het touw liep door een katrol en was aan
den grond bevestigd, vlak bij een lokaas.
Zoodoende konden wij van Eet dak af de
deur naar believen open zetten en de
leeuw zou als hij aan het lokaas kwam
de deur wel achter zich sluiten, want
die zou vanzelf dichtvallen. Om zeker te
zijn, dat de roofdieren den val zou
den ontdekken en in den omtrek zouden
blijven, legden wij er den eersten avond
van ons verblijf een zebra als lokaas; wij
hadden het onder dikke planken verbor
gen. Op korten afstand ervan hadden wij
ons, in onze dekens gehuld, te slapen ge
legd. 's Nachts kwam een leeuw ons werk
bezoeken; hij moest van ons de lucht heb
ben gekregen, want den heelen nacht
maakte hij een helsch lawaai en 's mor
gens lagen de planken dooreen en was het
lijk van den zebra wel veertig meter ver
der meegesleept; overal had het dier spo
ren achtergelaten.
Wij troffen het bijzonder; het was dui
delijk te zien, dat het een groote leeuw
was.
Dien dag werkten wij onafgebroken
door; warmte noch insecten of stof ver
mochten onzen ijver ook maar eenigszins
te doen verflauwen. Voordat de dag ten
einde was, hadden we weer een nieuwen
zebra als lokaas en was de val opnieuw
gereed.
duin.
EEN FRAAIE NATUUROPNAME onder Valkenisse op het eiland Walcheren. Het rijwielpad
slingert zich als een breed lint dwars door bosch en